Snavelruppia

Ruppia maritima


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Snavelruppia staat in zonnig, ondiep en helder, matig voedselrijk, stilstaand, zwak basisch tot kalkhoudend, brak tot zilt water met een sterk wisselend zoutgehalte boven een klei- of zandbodem. Ze groeit achter zeedijken in zilte plassen en poelen, kanalen en sloten, kleiputten en wielen. Verder in nieuwe plassen en kreken op kwelders en strandvlakten. Snavelruppia heeft, evenals Spiraalruppia waarschijnlijk een mondiale verspreiding. In Nederland is de soort zeldzaam langs de kust in Zeeland en op de Waddeneilanden en is zeer zeldzaam in laagveengebieden en het noordelijk zeekleigebied. De achteruitgang is te wijten aan het dempen van vindplaatsen en de toegenomen eutrofiëring. Ze wordt onder water bestoven en door watervogels verspreid. Evenals Spiraalruppia zijn tongetjes en winterknoppen afwezig. De soort heeft meestal lichter groene bladeren, die verder smaller zijn en een spitse, getande top hebben en verder een kortere, niet of nauwelijks gespiraliseerde aarsteel. Ze verdraagt minder zout en golfslag dan onze andere Ruppia.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - herfst

Hoogte - 0,15-0,45 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De stengels zijn draadvormig.

Bladeren - De lichtgroene bladeren zijn vrijwel draadvormig en ongeveer een ½ mm breed. Ze hebben eengave rand en vaak een spitse top. De bladschede van de schutbladen is smal en vrij vlak.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zitten in paren. De steel van de bloeiwijze wordt niet langer dan 4 of heel soms 5 cm. Na de bloei kan de steel recht, teruggebogen of bochtig zijn. De helmknoppen zijn 0,6 tot 0,7 mm lang en rondachtig.

Vruchten - Een steenvrucht. De vruchten hebben een zijdelings ingeplante snavel. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige plaatsen in ondiep, matig voedselrijk, brak tot zilt water met een bodem van klei (of soms zand) met veel aan organisch materiaal (op iets minder zilte en meer beschutte plekken dan Spiraalruppia).

Groeiplaats - Water (sloten, kanalen, poelen, kleine plassen, wielen, kleiputten achter de zeedijk, nieuwe plassen en kreken op schorren (kwelders) en strandvlakten).
Familie: Ruppiaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: schorren
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website