Rode bies

Blysmus rufus


© Ed Stikvoort | Saxifraga

Ecologie & verspreiding
Rode bies staat open, zonnige, vochtige tot drassige, matig voedselrijke, zilte tot brakke, ietswat humeuze, iets slibhoudende, vaak verdichte, kalkhoudende zandgrond. Ze groeit in al of niet beweide, zilte graslanden, op kwelders, op strandvlakten, die nog in verbinding staan met de zee hebben en in afgesloten laagten. Ze verdraagt geen regelmatige overstroming met zeewater en kan zowel in open als in gesloten vegetaties staan, maar niet onder hoog opgaande gewassen. Een regelmatige aanvoer van zoet water wordt geprefereerd, hierdoor slaat de bodem dicht en wordt deze zuurstofarm. Eenzelfde effect heeft tred, de reden waarom de plant graag op veepaadjes staat. Het is een soort van de koelere delen van het Noordelijk Halfrond en bereikt zuidelijk nog juist Nederland. In Nederland is ze zeldzaam op de Wadden en zeer zeldzaam of verdwenen in het Lauwersmeergebied, aan de Friese IJsselkust en op Goeree. Een mogelijke reden voor haar teruggang is de vermindering van geschikte standplaatsen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - september

Hoogte - 0,05-0,20(-0,45) m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een kruipende wortelstok met uitlopers. Worteldiepte tot 10 cm.

Stengels/takken - De stengels zijn rondachtig met in het onderste deel enige bladeren.

Bladeren - De bladeren zijn gootvormig tot ingerold, 1 tot 2 mm breed en bovenaan afgeplat.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze bevat hoogstens 8 glanzend zwartbruine aren, die afwisselend in 2 rijen op de hoofdas staan. Ze zijn 1 tot 2 cm lang, ongeveer half zo breed en hebben aan de voet meestal geen schutblad. Als dit schutblad wel aanwezig is, dan is het korter dan de bloeiwijze. De aren hebben aan de voet een kafjesachtig schutblad. Zelden zijn er meer dan 3 bloemen, maar soms zijn het er 2 tot 6. De stijl heeft 2 stempels.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zijn afgeplat, spoelvormig en naar de voet en de top geleidelijk versmald. Ze zijn gesnaveld (dit is de stijlrest). Zonder deze snavel zijn ze ruim 3 mm lang. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, open tot begroeide plaatsen op natte, matig voedselrijke, zilte, vaak verdichte, kalkhoudende grond. Op zelden door de zee overspoelde plaatsen (slibhoudend zand).

Groeiplaats - Grasland (zilt grasland), kwelders (hoge kwelders), zeeduinen (strandvlakten die nog met de zee in verbinding staan), afgesloten laagten en langs veepaadjes.
Familie: Cyperaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: hoge kwelders
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website