Muurpeper

Sedum acre


© Wouter van der Ham

Ecologie & verspreiding
Muurpeper staat op open, bijna altijd zonnige, droge en stikstofarme, voedselarme tot matig voedselrijke, basenrijke en meestal kalkrijke zandgrond en stenige plaatsen. De plant is tolerant tegen enige zoute invloed en is droogteresistent. De overblijvende en wintergroene plant groeit in duinmosvegetaties, in bermen en in neutraal grasland, op hellingen en steenglooiingen van dijken en viaducten. Verder op spoorweg- en industrieterreinen, op rotsen en puinhellingen, op rivierduinen en grindbanken, plantsoenen en begraafplaatsen, op opgespoten grond, platte daken en muren. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het verspreidingsgebied. De kale soort is in Nederland algemeen, het meest wordt ze in de duinen en langs de rivieren aangetroffen. Binnen de in Nederland aanwezige geelbloeiende Sedum-soorten met rolronde en halfronde bladeren is Muurpeper van de andere soorten te onderscheiden door de minder dan 9 mm lange en nauwelijks gespoorde bladeren die eirond en van onderen afgeplat zijn. Ze werd vroeger medisch gebruikt, onder andere tegen epilepsie en huidaandoeningen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - juli

Hoogte - 0,05-0,10 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte tot 10 cm.

Stengels/takken - De liggende, sterk vertakte stengelstjes zijn kaal. Alleen de uiteinden richten zich omhoog. Vaak vormt Muurpeper uitgebreide kussens.

Bladeren - De blaadjes zijn wintergroen. Ze zijn lichtgroen, schubachtig, afgeplat-eirond, stomp en 3 tot 6 mm groot. Blaadjes van de niet-bloeiende zijstengels zitten vaak opeengedrongen tot een bolletje. Soms zijn ze enigszins rood gekleurd. Ze hebben een scherpe smaak.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De gele bloemen zijn meer dan 1 cm in doorsnee. Ze groeien in kleine kluwens. Elke bloem heeft 5 kroonbladen van 5 tot 7 mm. De honingschubben zijn witachtig.

Vruchten - Een doosvrucht. Uit elke bloem ontstaan 5 kokervruchten, die schuin uit elkaar wijken. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op droge, voedselarme tot matig voedselrijke, meestal kalkrijke zandgrond en stenige plaatsen. De plant verdraagt enig zout.

Groeiplaats - Zeeduinen (mosduinvegetaties), wegranden, grasland (open plekjes in droog, neutraal grasland), rivierduinen, zandige plantsoenen, rolsteenstranden, grindbanken langs de Maas, hellingen, steenglooiingen van dijken en viaducten, langs spoorwegen (spoorwegterreinen en spoordijken), begraafplaatsen, opgespoten grond, fabrieksterreinen, platte daken, muren (muurtjes) en rotsachtige plaatsen.
Familie: Crassulaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website