Moerasandijvie

Tephroseris palustris


© Adrie van Heerden

Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juli

Hoogte - 0,30-1,00(-1,50) m.

Geslachtsverdeling - polygaam

Wortels - Talrijke dikke bijwortels, die veel luchtweefsel bevatten en daardoor nogal sponzig zijn.

Stengels/takken - De bleekgroene stengels zijn kleverig-wollig behaard, 1 tot 4 cm dik en hol.

Bladeren - De rozetbladeren zijn langwerpig en worden tot meer dan 20 cm lang. Ze zijn iets vlezig, naar de voet versmald, gesteeld en kroezig diep bochtig ingesneden. Van boven worden ze vrijwel kaal. In de bloeitijd zijn deze bladeren meestal al afgestorven. De stengelbladeren zijn langwerpig-eirond, grof getand tot bijna gaafrandig en hebben een brede, halfstengelomvattende voet.

Bloemen - Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemhoofdjes groeien in een vrij dichte schermvormige pluim. De hoofdjes zijn 2 tot 2,2 cm groot. De 19 tot 22 lintbloemen zijn geel en vrij kort (ongeveer 1 cm). Het omwindsel bestaat uit 1 rij van onderling even lange blaadjes. Aan de voet zitten geen kortere buitenomwindselblaadjes. Ze zijn wollig behaard. De bloemen verspreiden een zoetige geur.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De kale zaden zijn sterk geribd. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op natte, voedselrijke, met name stikstofrijke, meestal neutrale en slibrijke grond. Ook op licht zilte plaatsen (veen of op plekken met veel humus of bezinksel op een minerale ondergrond).

Groeiplaats - Open plaatsen op moerassige grond, uiterwaarden, droogmakerijen, waterkanten (venige oevers van weidesloten) en opgespoten grond.
Familie: Asteraceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: pionier op stikstofrijke, natte grond
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website