Rode schijnspurrie

Spergularia rubra


© Rense Haveman

Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - herfst

Hoogte - 0,05-0,20 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte tot 10 cm.

Stengels/takken - De kleine planten staan rechtop, grotere planten liggen, vaak stervormig uitgespreid op de grond. Ze zijn kleverig behaard.

Bladeren - De tegenoverstaande bladeren zijn lijnvormig, hebben een stekelige punt (genaald), niet vlezig en aan beide kanten vlak. De bovenste bladeren groeien in bundels. De zilverige steunblaadjes zijn langwerpig.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn donkerroze, maar aan de voet soms lichter. Ze zijn 3 tot 6 mm in doorsnee en bevatten meestal 10 of minder meeldraden.

Vruchten - Een doosvrucht. De donkerbruine zaden zijn niet gevleugeld en 0,4 tot 0,6 mm lang. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op droge tot vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure en vaak iets verdichte grond. Het meest op zand, maar ook op lemig zand en stenige grond.

Groeiplaats - Bermen (langs zandwegen), heide, grasland (zandige plekken in gazons en schraal weiland), perken, akkers, braakliggende grond, mijnsteenbergen, halfverhardingen, soms tussen straatstenen en langs spoorwegen (spoorwegterreinen).
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: pionier op matig voedselarme, vochtige grond
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website