Akkerklaver

Trifolium aureum


© Joke Schaminée-Sluis

Ecologie & verspreiding
Akkerklaver staat op open, zonnige, matig warme tot warme, voedselarme en matig kalkrijke, matig droge tot matig vochtige, zwak zure en basenrijke, onbemeste en stikstofarme, vaak kiezelrijke leem- en lössbodems. De een- tot tweejarige plant groeit in heiden en borstelgraslanden, in schrale wei- en hooilanden, in loof- en naaldbossen, in boszomen, struwelen en op kapvlakten. Verder op rotsige hellingen en in verruigde akkers, in bermen en kiezelgroeven, op spoorwegterreinen en ruderale plaatsen. Ze stamt oorspronkelijk uit West-Azië, Noord-Afrika, Oost- en Midden-Europa en is in Europa in enkele landen ingeburgerd. Nederland ligt buiten het Europese deel van het verspreidingsgebied dat in het noordwesten tot in België reikt. De soort is in ons land alleen adventief op enkele plaatsen aangetroffen. Akkerklaver lijkt op Liggende klaver. Bij Akkerklaver zijn de steeltjes van de blaadjes even lang en de blaadjes hebben meestal > 20 paar nerven, terwijl bij Liggende klaver het middenblaadje langer is dan de zijblaadjes en de blaadjes meestal < 15 paar nerven hebben.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - augustus

Hoogte - 0,15-0,40 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De stevige, rechtopstaande stengels zijn behaard. Polvormend.

Bladeren - Kortgesteelde, drietallige bladen met langwerpig tot omgekeerd eironde, 1-1,5 cm lange deelblaadjes. Deelblaadjes met een korte, ongeveer even lange steel (het topblaadje is soms ongesteeld). De steunblaadjes zijn lijn-lancetvormig, even lang als de bladsteel en aan de voet niet verbreed.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Het bloemhoofdje bestaat uit twintig tot vijftig goudgele bloempjes. De gesteelde, bol- of eivormige bloemhoofdjes zijn dichtbloemig en 1-1,5 cm groot. De afzonderlijke bloem is 5-7 mm. De kelkbuis heeft vijf nerven en is bijna kaal.

Vruchten - Een doosvrucht. De langwerpige, 1-2 mm lange en 0,5-1 mm brede peul bevat één of twee zaden. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op matig droge tot vochthoudende, matig voedselrijke tot matig voedselarme, kalkarme, zure grond.

Groeiplaats - Grasland (schraal hooiland en weiland), bermen, bossen (lichte plekken), bosranden, struwelen, kapvlakten, ruderale plaatsen, rotsige hellingen en verruigde akkers.
Familie: Fabaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke zomen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website