Kleine klaver

Trifolium dubium


© Piet Bremer

Ecologie & verspreiding
Kleine klaver staat op open, zonnige en warme, droge tot vochtige, matig voedselrijke, weinig bemeste, matig stikstofrijke, zwak zure tot kalkhoudende grond (zand, leem, zavel en klei). De eenjarige plant groeit in gras- en hooilanden, in weilanden en gazons, in bermen, beplantingen en in akkers, op betreden of beweide terreinen in de zeeduinen, langs schelpenpaadjes, op dijken en in zand- en leemgroeven. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het areaal en de soort is in heel het land zeer algemeen. Het taxon behoort tot de groep van klavertjes met een vijf nervige kelk en gele bloemen, die wel wat van elkaar weg hebben. Ze heeft net als Draadklaver losbloemige hoofdjes met < 20 bloemen, maar de steeltjes van de middelste blaadjes zijn langer dan die van de zijblaadjes. De eveneens gelijkende Liggende klaver en Akkerklaver hebben daarentegen dichtbloemige hoofdjes met veel meer dan 20 bloemen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - september

Hoogte - 0,05-0,30 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte tot 20 cm.

Stengels/takken - De liggende tot rechtopstaande stengels zijn verspreid behaard.

Bladeren - De bladeren zijn drietallig, kort gesteeld en hebben langwerpig omgekeerd-eironde deelblaadjes met een afgeronde tot iets hartvormige top. De twee zijdelingse deelblaadjes zijn vrijwel zittend, maar het middelste heeft gewoonlijk een steeltje van 1-2 mm. De eerstgevormde bladeren hebben een zittend topblaadje. De steunblaadjes zijn langwerpig-eirond. Aan de top zijn ze plotseling toegespitst en aan de voet zijn ze met de bladsteel vergroeid.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijzen bevatten drie  tot twintig  bloemen. Ze zijn 6-9 mm en staan op stevige, weinig of niet gebogen stelen. De afzonderlijke bloemen hebben een heel kort steeltje. De bloemen zijn 3-3½ mm en  matgeel, maar na de bloei worden ze strobruin. De vlag is zwak geplooid en duidelijk langer dan de andere kroonbladen.

Vruchten - Een doosvrucht. De peulen zijn eivormig en bevatten meestal maar één  zaadje. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf  jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, weinig bemeste, zwak zure tot kalkhoudende grond (zand, leem, zavel en klei).

Groeiplaats - Grasland (laagblijvend grasland, weiland, gazons en hooiweiden), bermen, langs schelpenpaadjes, zeeduinen (betreden of beweide terreinen), dijken en afgravingen (leemgroeven).
Familie: Fabaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: vochtige, bemeste graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website