Aardbeiklaver

Trifolium fragiferum


© Hans Adema

Ecologie & verspreiding
Aardbeiklaver is een laagblijvend klavertje. Vooral de vruchten vallen op tussen de korte begroeiing. Het zijn de donzig behaarde kelkbladen die na de bloei opgeblazen zijn en dan een hoofdje vormen dat wel wat op een aardbei lijkt. Deze vruchten blijven lang als strokleurige bolletjes tussen de begroeiing aanwezig. De bloemen zijn veel minder opvallend. Bij nadere beschouwing zijn ze niet wit, maar vleeskleurig. Ze lijken nog het meest op die van de Witte klaver. Aardbeiklaver is vooral een plant van brakke tot licht zilte schorren en kwelders, maar ook meer landinwaarts is hij regelmatig in graslanden te vinden. Zo wordt hij ook wel in de uiterwaarden, waar geen zoute invloed is, gevonden. Landelijk gezien beperkt het verspreidingsgebied zich hoofdzakelijk tot een brede kuststrook, het rivieren- en deltagebied. Daarbuiten is hij veel minder algemeen, of is hij inmiddels verdwenen. Maar in Flevoland worden nog wel eens nieuwe vindplaatsen ontdekt. Over het algemeen is er sprake van een gestage afname. Dat is vooral te wijten aan het verdwijnen van geschikte groeiplaatsen buiten het bovengenoemd kernverspreidingsgebied.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - september

Hoogte - 0,05-0,25 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - De kruipende stengels wortelen op de onderste knopen.

Stengels/takken - De kruipende stengels zijn vaak, evenals de bladen, iets blauwachtig groen en niet of weinig behaard (behalve bij de top van de bladstelen). De niet-bloeiende plant lijkt veel op Witte klaver.

Bladeren - De langgesteelde, drietallige, vaak blauwachtig groene bladen zijn niet of weinig behaard, behalve bij de top van de bladstelen. Ze bestaan uit langwerpig omgekeerd-eironde, aan de top hartvormig ingesneden deelblaadjes, die fijn gezaagd zijn. De zijnerven zijn naar buiten afgebogen (bij Witte klaver zijn deze recht) en de buitenste, naar de bladsteel gekeerde helft van de zijblaadjes is van onderen glanzend (bij Witte klaver is dat dof). De niet vliezige, grote steunblaadjes zijn eerst vrijwel rondom de stengel vergroeid, maar later niet meer. Ze zijn ruitvormig en lang toegespitst.

Bloemen - Tweeslachtig (een plant met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De stelen van de bloeiwijzen variëren sterk in lengte. Tussen hoog gras kunnen ze soms wel enkele decimeters lang worden. De bloemen zijn 1-2 cm in doorsnee. De kelk is tweelippig, donzig, met gewimperde tanden en na de bloei sterk opgeblazen. De bloemkroon is 6-7 mm lang, lichtroze (vleeskleurig) of zelden wit en wordt na de bloei bruin. De schutblaadjes van de afzonderlijke bloemen zijn groter dan bij andere Klavers. Aan de voet van de bloeiwijze sluiten ze tot een omwindsel aaneen en bedekken ze de kelken.

Vruchten - Een doosvrucht. Na de bloei groeien de kelken aan de bovenzijde sterk uit, zodat een bolvormig hoofdje van teruggekromde, wollig behaarde, vuilroze tot purper gekleurde delen ontstaat. Het geheel lijkt dan een beetje op een framboos of een aardbei (vandaar de Friese en Nederlandse naam). De opgeblazen kelk werkt als een luchtzak. De vruchtverspreiding vindt plaats door wind en water. De peul bevat één of twee zaden. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselrijke, vaak brakke of zilte grond (zand, zavel en klei).

Groeiplaats - Grasland (brak grasland, uiterwaarden, hooiland, weiland en buitendijks grasland), bermen, langs fietspaden, langs 's winters gepekelde autowegen, rivierdijken, kwelders (hoge delen van kwelders of schorren), waterkanten (slootkanten, langs brakke kreken en langs drinkpoelen) en opgespoten grond.
Familie: Fabaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: storingsmilieus
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website