Vogelpootklaver

Trifolium ornithopodioides


© Willem Braam

Ecologie & verspreiding
Vogelpootklaver staat op open, zonnige, droge, matig voedselrijke, neutrale of vaak kalkarme, grazige zand-, zavel- en kleigrond, ook op stenige plaatsen. De standplaats wordt vaak betreden of beweid. Ze groeit langs duinpaden en aan de rand van lage duintjes langs de dijkvoet, in graslanden, op zeedijken die door schapen begraasd worden en in bermen nabij de kust. Het Europese gedeelte van het verspreidingsgebied is verbrokkeld, de delen liggen vaak ver van elkaar maar Nederland ligt binnen een van die verbrokkelde delen. De plant is zeer zeldzaam en vaak niet bestendig. Ze staat in Walcheren, op Wieringen, in de duinen, in het Waddengebied en aan de kust van Gaasterland in Friesland. Haar aanwezigheid hangt af van voldoende neerslag in het voorjaar. Ze is goed herkenbaar aan haar witroze bloemen, de tweezadige peulen die buiten de bloem uitsteken en de sterk getande bladeren. Ze wordt door bijen bestoven en de zaden worden door trekvogels verspreid.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juli

Hoogte - 0,02-0,20 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De liggende tot opstijgende stengels zijn kaal en liggen uitgespreid in een kring.

Bladeren - De bladeren zijn lang gesteeld. De deelblaadjes zijn omgekeerd driehoekig-eirond met een versmalde voet en een afgeknotte of hartvormige toprand. Ze zijn scherp getand aan de randen. De steunblaadjes zijn langwerpig en lang toegespitst.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen staan afzonderlijk of met 2 tot 4 bij elkaar op een zeer korte steel. De bloemkroon is rozewit en wordt 6 tot 8 mm lang.

Vruchten - Een doosvrucht. De peulen zijn 6 tot 8 mm lang en bevatten 5 tot 9 zaden. Ze zijn langwerpig, zwak gekromd en steken buiten de kelk uit. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op droge, matig voedselrijke, zandige, neutrale of vaak kalkarme grond. Op betreden of beweide plaatsen (zand, zavel, klei en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Bermen (bij de kust), zeeduinen (langs duinpaden en aan de rand van lage zandduintjes langs de dijkvoet) en grasland (op de grens van 's zomers dorre met groenblijvende plekken in weiland) en zeedijken (door schapen beweid).
Familie: Fabaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Gevoelig
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website