Onderaardse klaver

Trifolium subterraneum


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Ondergrondse klaver staat op zonnige, warme, matig droge, vrij kalkarme tot kalkhoudende, matig voedselrijke zandgrond of op grind. Ze groeit op dijkhellingen, in neutrale tot brakke graslanden in de nabijheid van de kust, aan de randen van kwelders, op rivierduinen, in bermen en langs grindpaadjes. Het Europese deel van het areaal bereikt in Zuid-Nederland haar noordgrens. Ze is geïntroduceerd in Noord- en Zuid-Amerika evenals in Australië waar ze tegenwoordig een belangrijk voedergewas vormt. De plant is zeer zeldzaam in Zeeland, de reden van haar achteruitgang is onbekend. Ze treedt soms ook adventief op. De liggende plant is goed herkenbaar doordat er naast de vruchtbare, wit en roze gestreepte bloemen ook onvruchtbare, bloemkroonloze bloemen gevormd worden aan de top van de bloeiwijze. Na zelfbestuiving buigen de bloemstengels naar beneden en worden de bevruchte bloemen met behulp van de steriele exemplaren in de grond verankerd. De zaadrijping binnen de zwarte, lensvormige peulen vindt ondergronds plaats.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - april - juni

Hoogte - 0,05-0,25 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De liggende stengels zijn zacht behaard en vrij dun.

Bladeren - De bladeren hebben een lange steel. De deelblaadjes zijn breed omgekeerd-hartvormig. De steunblaadjes zijn eirond en toegespitst.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze is kort gesteeld en bevat 2 tot 7 normale bloemen en meer kroonloze, onvruchtbare bloemen. De laatste zitten aan de top van de bloeiwijze-as en zijn tijdens de bloei nog heel klein. De kroon van de normale bloemen is roomwit met roze strepen en vlakt na de bloei af. Ze zijn 0,8 tot 1,4 cm groot.

Vruchten - Een doosvrucht. De peul bevat 1 zaadje en is korter dan de kelk en wordt door de zich krommende steel in de grond geduwd. De zaden rijpen in de bodem. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, warme plaatsen op min of meer droge, matig voedselrijke, vrij kalkarme tot kalkhoudende grond (zand of fijn grind).

Groeiplaats - Zandige dijken, zeeduinen (binnenduinweiland), grasland (droog, neutraal grasland, gazons en brak grasland langs de kust, schorren (randen van schorren), bermen, grindpaadjes en rivierduinen.
Familie: Fabaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Bedreigd
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website