Mannetjesereprijs

Veronica officinalis


© Otto Zijlstra

Ecologie & verspreiding
Mannetjesereprijs staat op zonnige tot licht beschaduwde, droge, matig voedselarme en matig stikstofrijke, goed doorlatende en onbemeste, humushoudende, vaak zwak zure, al of niet kalkrijke grond, bestaande uit zand en leem, zelden op uitgedroogd veen. Ze verdraagt slechts weinig overstuiving en is kenmerkend voor plaatsen waar kleine hoeveelheden voedingsstoffen vrijkomen doordat humus onder invloed van kalk, leem of zon versneld afgebroken worden. De overblijvende plant groeit in de heiden en borstelgraslanden, in schrale graslanden en bermen, aan oevers en in de zeeduinen, in open bossen en boszomen, op kapvlakten, zanddijken en op braakliggende grond. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het verspreidingsgebied. Het taxon is algemeen in de duinen en plaatselijk vrij algemeen in Zuid-Limburg, het oosten en midden van het land en is elders zeer zeldzaam. Mannetjesereprijs werd vroeger medisch aangewend tegen allerlei kwalen variërend van long- en borstaandoeningen, bloedwateren en nierstenen, huidaandoeningen en jicht en er kan inkt uit bereid worden.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - augustus

Hoogte - 0,10-0,50 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte 10 tot 20 cm.

Stengels/takken - De ruw behaarde stengels liggen op de grond en wortelen aan de basis. Alleen de bloeiende toppen richten zich op.

Bladeren - De wintergroene bladeren zijn eirond tot spatelvormig, kort gesteeld, donkergroen, stomp gekarteld en behaard. De schutbladen zijn lijnvormig.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De 6 tot 8 mm brede bloemen groeien in pyramidevormige, langgesteelde trossen in de bladoksels. Ze zijn lichtblauw en donkerder geaderd, zelden zijn ze donkerblauw, roze of wit. De kelk heeft 4 bladen.

Vruchten - Een doosvrucht. De vruchten zijn afgeplat, omgekeerd driehoekig, aan de top zwak hartvormig, ollijfbruin en langer dan de kelk. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op droge, matig voedselarme, onbemeste, humushoudende, vaak zwak zure tot basische (kalkhoudende) grond (zand en leem, zelden op uitgedroogd veen).

Groeiplaats - Heide (grazige plaatsen en heidebermen), grasland (schraal grasland), bermen (schrale plaatsen), zeeduinen, bossen (bosbermen), bosranden en kapvlakten.
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: droge heiden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website