Vogelwikke

Vicia cracca


© Willie Riemsma

Ecologie & verspreiding
Vogelwikke staat op zonnige tot half beschaduwde, matig droge tot vrij natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, kalkarme tot kalkhoudende, humushoudende bodems die uit allerlei grondsoorten kunnen bestaan behalve uit hoogveen. Ze vertoont enige zouttolerantie. De overblijvende plant groeit in vochtige duinvalleien en rietlanden, in bemeste graslanden, bermen en op dijken, op rolsteenstranden en op de bovenrand van zandige kwelders, die zeer zelden overspoeld worden door zeewater. Verder in lichte bossen en bosranden, in struwelen en grazige ruigten, langs heggen en aan waterkanten, in spoorbermen, overhoekjes en in plantsoenen. Ze stamt oorspronkelijk uit de gematigde en koelere streken in Europa en Azië en is als cultuurvolger nu wereldwijd verspreid. De soort is zeer algemeen in Nederland dat geheel binnen het Europese deel van het areaal valt. Het honingrijke taxon kan zich vegetatief uitbreiden door middel van ondergrondse uitlopers, levert goed veevoer en de zaden worden graag door duiven gegeten.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - september

Hoogte - 0,30-2,00 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Diep wortelend met ondergrondse uitlopers.

Stengels/takken - De opstijgende of klimmende stengels kunnen vrijwel kaal zijn, maar ook dicht zijdeachtig behaard.

Bladeren - De bladeren zijn geveerd met 12 tot 20 lijnvormige tot langwerpige, 2 tot 6 mm brede en 0,5 tot 3 cm lange deelblaadjes en een vertakte rank.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Langgsteelde, rijkbloemige (met 10 tot 30 bloemen) trossen, die naar 1 kant zijn gekeerd. Ze zijn ongeveer even lang als de schutbladen. De 0,8 tot 1,2 cm grote bloemen zijn van buiten paars en van binnen blauw, maar soms zijn ze lichtblauw of wit. De bovenste helft van de vlag is verbreed en omhoog gebogen, de plaat van de vlag is ongeveer even lang als de nagel.

Vruchten - Een doosvrucht. De peulen zijn 1 tot 2½ cm lang, bruin, kaal en aan de voet versmald tot een steeltje, dat korter is dan de kelkbuis. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot half beschaduwde plaatsen op vrij natte tot matig droge, matig voedselrijke tot voedselrijke, kalkarme tot kalkhoudende, huushoudende grond (alle grondsoorten, behalve hoogveen).

Groeiplaats - Bosranden, struwelen, heggen, grazige ruigten, moerassen (rietland), waterkanten, grasland (vochtig, bemest grasland), bermen, dijken, langs spoorwegen (spoorbermen), overhoeken, plantsoenen, zeeduinen (duinvalleien), rolsteenstranden en op de bovenrand van zandige kwelders, die zeer zelden bereikt worden door zeewater.
Familie: Fabaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: vochtige, bemeste graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website