Vierzadige wikke

Vicia tetrasperma subsp. tetrasperma


© Peter Meininger

Ecologie & verspreiding
Vierzadige wikke staat op open, zonnig, vochtig, matig zuur tot meestal kalkhoudend, matig stikstofrijk en vaak omgewerkt zand, leem, zavel, zandige klei, löss of veen. De plant groeit in graanakkers en op dijken, in struwelen en langs heggen, op braakliggende bodem, in wijngaarden en langs spoorwegen, in moerasweiden en bermen. Ze stamt oorspronkelijk uit Zuid-Europa en Noord-Afrika, heeft zich naar het noorden uitgebreid en is tegenwoordig van grote delen van andere continenten bekend. De soort is plaatselijk algemeen in Zeeland en Limburg, zeldzaam maar plaatselijk algemeen in het rivierengebied, op Texel, in Oost-Groningen en bij Amsterdam. De vroegere akkerplant heeft thans haar heil ook op andere plaatsen gezocht. Ze is te onderscheiden van de ondersoort Slanke wikke doordat de steel van de bloeiwijze ± even lang is als het bijbehorende steunblad en de bovenste bladeren 6-16 deelblaadjes dragen, bij Slanke wikke is die steel veel langer dan het steunblad en dragen de bovenste bladeren 4-8 blaadjes.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juni

Hoogte - 0,15-0,50 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De klimmende stengels zijn vrijwel kaal.

Bladeren - De bladeren zijn geveerd en bestaan uit 3 tot 8 (meestal 4) paar langwerpig-lijnvormige deelblaadjes met een lengte van 0,5 tot 2 cm. Ze hebben een een gave rand en een afgeronde tot zwak hartvormige top met een stekelpuntje. De steunblaadjes zijn aan de buitenkanten geoord.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). IJle trossen met 1 tot 3, blauwpaarse of blauwachtig witte, 0,4 tot 0,9 cm grote bloemen. De kelktanden zijn korter dan de kelkbuis en langer dan de bloemkroon.

Vruchten - Een doosvrucht. De lichtbruine, kale peulen zijn 0,9 tot 1,6 cm lang. Meestal bevatten ze 4 zaden. De steel van de tros is 2 tot 4 cm, ongeveer even lang als het bijbehorende blad. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op vochtige, matig voedselrijke, zwak zure tot meestal kalkhoudende grond (lemig zand, leem, zavel, veen en löss).

Groeiplaats - Akkers, dijken, struwelen, heggen, braakliggende grond, langs spoorwegen (spoorbermen), bermen en op kanaaldijken.
Familie: Fabaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke akkers
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website