Ruig viooltje

Viola hirta


© Hans Toetenel

Ecologie & verspreiding
Ruig viooltje kan zowel in de felle zon als op matig beschaduwde plaatsen groeien. In graslanden op kalkrijke grond begunstigt lichte beweiding het voorkomen van deze laagblijvende soort. In Zuid-Limburg staat het op lichte plekken in krijthellingbossen, waar het onverweerde krijt vrijwel aan de oppervlakte licht. Het breidt zich uit op plekken waar bomen gekapt zijn. In het rivierengebied groeit de plant op rivierduintjes en in kleiig-zandige dijkbermen, vaak in de zoom van struweel. In de duinen komt de soort des te talrijker voor naarmate het zand kalkrijker is, het meest tussen Kruipwilg in droge valleien, maar ook op allerlei andere standplaatsen, variërend van grazige hellingen tot Duin-Berkenbos. Het areaal van het taxon omvat gematigde delen van Europa en Azië, van Spanje en Zuid-Schotland tot Midden-Siberië. In Nederland is Ruig viooltje vrij zeldzaam in de kalkrijke duinen, zeldzaam in Zuid-Limburg en in het rivierengebied. Vegetatief is Ruig viooltje van Maart viooltje te onderscheiden door de ½-1½ mm lange, recht afstaande tot teruggeslagen haren op de bladstelen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - april - mei

Hoogte - 0,05-0,15 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een korte wortelstok zonder uitlopers. Worteldiepte 20 tot 50 cm.

Stengels/takken - De bladsteel heeft een ½ tot 1½ mm lange, recht afstaande of iets teruggeslagen haren.

Bladeren - De behaarde bladeren vormen een wortelrozet. Ze zijn lichtgroen, langwerpig-eirond, hebben een hartvormige voet en groeien na de bloei sterk uit. De steunblaadjes zijn driehoekig tot langwerpig en meestal kort gefranjerd.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zitten in de oksels van de wortelbladeren. Ze zijn blauwpaars of heel soms wit of roze. Ze worden 1 tot 1½ cm groot en hebben een roodachtig paarse spoor die aan de top is omgebogen. De kroonbladen zijn uitgerand en de kelkbladen zijn stomp. De bloemen verspreiden geen geur.

Vruchten - Een doosvrucht. De vruchten zijn viltig behaard en min of meer bolvormig. De zaden hebben een aanhangsel, een "mierenbroodje". De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op droge, kalkrijke, voedselarme grond (zand, leem, mergel en zavel).

Groeiplaats - Zeeduinen (duinstruweel en duin-berkenbos), rivierduinen, grasland (kalkgrasland), dijken (dijkbeemden), bossen (hellingbossen), bosranden (kalkrijke zomen), kapvlakten en struwelen op kleiig-zandige rivierdijkbermen.
Familie: Violaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke zomen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website