Polzegge

Carex cespitosa


© Willie Riemsma

Ecologie & verspreiding
Polzegge is in ons land een uiterst zeldzame verschijning. Ze is slechts bekend van vier atlasblokken, waarvan er twee meer recente in Drenthe. De soort doet haar naam eer aan, want ze groeit in forse pollen. Het is een uitgesproken soort van veenmoerassen. De eerste indruk is: een Zwarte zegge in een pol. Zwarte zegge heeft evenwel een licht- tot donkerbruine voet, terwijl Polzegge een duidelijk donkerrood-bruine voet heeft. Bovendien heeft Polzegge, die meestal forser is dan Zwarte zegge, een relatief korte bloeiwijze. De soort werd pas in de zeventiger jaren van de vorige eeuw in ons land ontdekt in Drenthe. In 2013 werd een dertiental pollen waargenomen in Drenthe, in de zeventiger jaren waren dat er rond de dertig. De soort dient dan ook als ernstig bedreigd te worden beschouwd in ons land. Ze bereikt in Nederland de westgrens van haar areaal.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - april - mei

Hoogte - 0,30-0,50(-0,80) m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels - Worteldiepte tot 50 cm.

Stengels/takken - De slanke stengels zijn scherp driekantig en ruw. De scheden zijn glanzend paarsrood tot zwartbruin en rafelen netvormig. Tenslotte gaan ze over in een zwarte vezelmassa die de voet van de halmen omhult. Polzegge vormt dichte pollen.

Bladeren - De bladeren worden 1 tot 4 mm breed. Ze blijven lager dan de top van de bloeistengels. Bij verdroging rollen de randen van de bladschijf naar beneden om.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloeiwijze is kort en heeft een mannelijke topaar en meestal 1 of 2 dicht bij elkaar staande, rechtopstaande vrouwelijke aren. De onderste is kort gesteeld. De aren zijn 1 tot 2 cm lang. De schutbladen zijn meestal borstelvormig en niet meer dan 1 cm lang. De bloemen hebben 2 stempels.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De kafjes zijn zwartachtig. De urntjes zijn 2 tot 2½ mm lang en zijn aan beide kanten gewelfd. Verder zijn ze bruingroen, niet of zwak generfd en hebben ze een zeer korte snavel. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige plaatsen op natte, matig voedselrijke veengrond (laagveen).

Groeiplaats - Moerassen (dichtgroeiende oude beekarmen) grasland (langs greppels in beekdalhooiland) en afgeplagde heide.
Familie: Cyperaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: laagvenen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website