Strandsla

Lactuca tatarica


© Gertjan van Mill

Ecologie & verspreiding
Strandsla geeft de voorkeur aan open, zonnige, matig stikstofrijke, matig vochtige en voedselrijke, zwak basische tot kalkrijke zand- en kiezelbodems en is zwak zouttolerant. Ze groeit in en langs voedselrijke struwelen, op ruderale plekken, op omgewerkte grond, aan rivieroevers en langs duindoornstruwelen, tussen aanspoelsel in de zeeduinen en op zeekliffen. De plant stond of staat in Nederland op vestingwerken, op ruderale plekjes of brak duinzand. Deze steppeplant uit Oost-Europa en Azië heeft zeer een verbrokkeld areaal en heeft zich aan het begin van de vorige eeuw naar het westen uitgebreid en is sinds 1900 ingeburgerd rondom de Oostzee. Sindsdien is op meerdere plaatsen in West-Europa opgedoken via scheep- en spoorwegverkeer. In Nederland is de plant vroeger op meerdere plaatsen aangetroffen, o.a. in Doesburg en Rotterdam (hier ook recent) en verder op Rottumeroog. Op die laatst vindplaats is ze een tijd ingeburgerd geweest maar is nu verdwenen. De soort breidt zich vegetatief uit via haar wortelstokken, maar vormt ook zaad dat 3-4 jaar kiemkrachtig blijft. Het melksap wordt medisch gebruikt tegen uiteenlopende kwalen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - oktober

Hoogte - 0,30-0,80(-1,50) m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Dunne, ondergrondse uitlopers.

Stengels/takken - De rechtopstaande, blauwgroene stengels zijn bovenaan vertakt. Ze zijn nauwelijks behaard.

Bladeren - De onderste bladeren zijn veerspletig, kortgesteeld en hebben terugwijzende slippen. De bovenste bladeren zijn langwerpig, zittend en stengelomvattend.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De vele bloemhoofdjes vormen grote pluimen. De paarsblauwe hoofdjes zijn 1,8 tot 2,6 cm groot. Het omwindselblad heeft rode puntjes.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zijn geelachtig tot zwart met wit vruchtpluis. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op vochtige, matig voedselrijke, vaak brakke grond (duinzand).

Groeiplaats - Omgewerkte grond, ruderale plaatsen, waterkanten (rivieroevers) en zeeduinen (langs duindoornen en tussen aanspoelsel).
Familie: Asteraceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: zeeduinen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website