Glanzige hoornbloem

Cerastium fontanum subsp. holosteoides


© Wim de Groot

Ecologie & verspreiding
Glanzige hoornbloem staat op zonnige tot licht beschaduwde, vrij open, vochtige tot natte, soms licht brakke, voedselrijke bodems van klei en zand. De overblijvende plant, die een beperkte levensduur heeft groeit op periodiek overstroomde oevers in het zoetwatergetijdengebied, onder nat struikgewas en onder licht struweel in duinvalleien. Het is een West-Europese soort die nog het meest voorkomt in Groot-Brittannië. In Nederland is de soort vrij zeldzaam in het zoetwatergetijdengebied en zeer zeldzaam in de duinen van Goeree, Voorne, Terschelling en Schiermonnikoog. Verder is ze bekend van Midden-Limburg en de IJsselmonding. Mogelijk is de soort achteruitgegaan door de cultuurtechnische veranderingen in het rivierengebied. Glanzige hoornbloem is overblijvend en is binnen onze overblijvende Hoornbloemsoorten het best te herkennen aan de spaarzame beharing. Zo zijn de onderste stengelleden kaal of hebben alleen haren die in één (zelden 2) rijen staan. Ook de topeinden van de kelkharen wijken af, ze zijn deels stomp en deels spits.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - augustus

Hoogte - 0,04-0,45 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De vaak paarsachtige stengels zijn rondom behaard, maar zonder klierharen. Ze zijn dus niet kleverig. De plant is enigszins polvormend, met korte niet bloeiende scheuten aan de voet en zijstengels in de oksels. De onderste stengelleden zijn kaal of bijna alle haren vormen één  rij.

Bladeren - De donkergroene, langwerpige bladen zijn aan beide kanten behaard. Ze worden 1-3 cm lang en hebben geen steel. De schutbladen hebben meestal met witte randen. De bladen zijn kaal of heel dun behaard.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De witte, 0,4-1 cm grote bloemen groeien in ijle bloeiwijzen. De kroonbladen zijn diep uitgerand (tweelobbig) en even lang of iets langer dan de kelkbladen. De kelkbladen zijn 5-8 mm en kaal of behaard. De haren zijn voor een deel stomp en een ander deel spits.

Vruchten - Een doosvrucht. De gekromde vruchten worden 1-1½ cm lang. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde, vrij open plaatsen op vochtige tot natte, voedselrijke, soms licht brakke grond (klei en duinzand).

Groeiplaats - Waterkanten (periodiek overstroomde oevers in het zoetwatergetijdengebied), ruigten (nate ruigten), zeeduinen (in duinvalleien onder licht duinstruweel).
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: natte ruigten
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website