Smal beemdgras

Poa pratensis subsp. angustifolia


© Tim van de Vondervoort

Ecologie & verspreiding
Smal beemdgras staat op zonnige tot licht beschaduwde, droge en stikstofarme, goed doorlatende, matig voedselarme tot matig voedselrijke, kalkhoudende zand- en veengrond en op stenige plaatsen en is bestand tegen maaien. De plant groeit in droge, neutrale graslanden, in bossen en kalkgraslanden, in de duinen en op dijken, in bermen en langs lanen, op spoorwegterreinen en muren, in moerassen en op omgewerkte grond en verder op ruderale plaatsen. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het verspreidingsgebied. De soort is waarschijnlijk niet zeldzaam, maar haar verspreiding in Nederland is nog onvoldoende bekend. Het taxon wordt gekenmerkt door de lange en smalle, sterk samengevouwen onderste bladeren, die meestal stijf rechtop staan. Ze zijn zelden breder zijn dan 1,5 mm, hebben een gewimperde bladrand en verder is het tongetje zeer smal en loopt af langs de randen van de bladscheden. Ze lijkt daardoor vegetatief sterk op Rood zwenkgras, maar deze heeft in tegensteling tot de Nederlandse beemdgrassen duidelijke geribde bladeren.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juli

Hoogte - 0,20-0,60 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken -

Bladeren - Het onderste blad is stijf samengevouwen en staat vaak stijf rechtop. Het is zelden breder dan 1½ mm en niet geribd. Het bovenste stengelblad is hoogstens 2 mm breed. Meestal zijn de bladeren geelachtig groen. De bladrand is gewimperd. Het tongetje is zeer smal en loopt af langs de randen van de bladscheden.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze staat wijd uit. In bovenaanzicht is het vierkantig tot iets samengetrokken. De onderste takken staan meestal met 3 tot 5 bij elkaar. De aartjes bevatten 2 tot 5 bloemen.

Vruchten - Een graanvrucht. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op droge, matig voedselarme tot matig voedselrijke, kalkhoudende grond (zand, veen en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Bossen, grasland (droog, neutraal egrasland en kalkgrasland), langs spoorwegen (spoorbermen en spoorwegterreinen), dijken, zeeduinen, lanen, bermen, stenige grond, ruderale plaatsen, omgewerkte grond en muren.
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website