Armbloemig look

Allium paradoxum


© John Breugelmans

Ecologie & verspreiding
Armbloemig look prefereert licht beschaduwde, vochtige en doorlatende, matig voedselrijke en zwak basische, stikstofrijke, klei-, leem- en zandgrond. Ze groeit in loofbossen en struwelen, op oevers en in akkerranden, op omgewerkte grond en ruderale plaatsen, in bermen en parken, op buitenplaatsen en in andere stinzenmilieu’s. De plant stamt oorspronkelijk uit bossen van de Kaukasus en Noord-Iran en Nederland ligt geheel binnen het ingeburgerde Europese areaal van deze Uiensoort. De geurige plant is zeer zeldzaam op buitenplaatsen aan de binnenduinrand tussen Voorne en Bergen en is verder her en der verspreid door verwildering vanuit tuinen of als opslag van tuinafval. De stengel is scherp 3-kantig, het alleenstaande blad is breed lijnvormig, vlak en achterwaarts gekromd. De witvliezige, lancetvormig toegespitste bloeischede is tweekleppig en omsluit een aantal glazig gele bloedbolletjes en meestal slechts één langgesteelde en overhangende witte bloem. In Nederland zet de plant geen vrucht en de verspreiding geschiedt dan ook uitsluitend door broedbolletjes.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - april - juni

Hoogte - 0,20-0,30 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Bollen. Vaak in grote groepen groeiend.

Stengels/takken - Een scherp driekantige stengel.

Bladeren - Het alleenstaande, tot twee cm brede blad groeit vanuit de voet en is breed lijnvormig, vlak, zwak gekield en achterwaarts omkrullend.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeischede is tweekleppig. De bloeiwijze bestaat uit een aantal, kleine, rondachtige, enigszins glazige broedbollen en meestal één lang gesteelde, overhangende, wijd klokvormige bloem. De 1-1,2 (soms tot 1,4) cm lange bloemdekbladen zijn wit met een onduidelijke groene streep. De bloemstelen zijn ongelijk van lengte.

Vruchten - Een doosvrucht. Vruchten komen bij ons echter niet tot ontwikkeling, dus geen zaadproductie. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Licht beschaduwde plaatsen op vochtig, matig voedselrijk duinzand.

Groeiplaats - Zeeduinen (omgewerkte grond, ruderale plaatsen en in loofbossen en struwelen aan de binnenduinrand).
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant)
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: stinseplant
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website