Witte amarant

Amaranthus albus


© Peter Meininger

Ecologie & verspreiding
Witte amarant staat op open, droge en voedselrijke, omgewerkte grond en vaak op stenige plaatsen. De eenjarige en meestal onbehaarde plant groeit, het liefst in de omgeving van bebouwing, in ruigten en bermen, in ruderale delen van de duinen, in havengebieden, op overslag- en stortterreinen, in akkers en langs rivieren. De soort stamt oorspronkelijk uit Noord-Amerika en is een kosmopoliet geworden, is in de 18e eeuw ingeburgerd in het Middellandse Zeegebied en via, destijds aangelegde, spoorwegen eind 19e eeuw in Midden-Europa en Nederland terecht gekomen. Aanvoer van zaden geschiedt nog steeds als verontreiniging in wol en vogelvoer. In Nederland is de plant zeldzaam en verspreid over het land gevonden, alleen in het noorden wat minder. De bloemkluwens zijn klein en duidelijk van elkaar gescheiden in de bladoksels, de steelblaadjes eindigen in een scherpe punt en zijn duidelijk (tot 2x) langer dan de 3 bloemdekbladen. De sterk vertakte, witachtige stengels zijn tot de top bebladerd en dragen spatelvormige bladeren; de vruchten springen overdwars open.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - oktober

Hoogte - 0,20-0,80 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels -

Stengels/takken - De stengels staan rechtop of zijn uitgespreid. Ze zijn sterk vertakt, witachtig of soms rood en tot bovenaan bebladerd.

Bladeren - De langwerpige tot lepelvormige bladeren hebben de grootste breedte boven het midden, een stompe top, een tot 1 mm lang stekelpuntje en een gegolfde rand.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloemen groeien in kluwens in de oksels, tussen borstelige schutbladen. Ze zijn groenig en hebben 3 bloemdekbladen. De schutblaadjes zijn hard puntig genaald en tot 2 keer zo lang als de bloemdekbladen.

Vruchten - Eenzadig, openspringend. De vruchten zijn bijna rond met een kort toegespitste top. De zaden zijn 0,8 tot 1 mm. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op droge, matig voedselrijke, omgewerkte of vaak stenige grond.

Groeiplaats - Ruigten (in en bij steden), omgewerkte grond, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), akkers, ruderale plaatsen, stortplaatsen, haventerreinen, bij molens, bij meelfabrieken en graanoverslagbedrijven en langs de rivieren.
Familie: Amaranthaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: voedselrijke ruigten
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website