Middelste duivenkervel

Fumaria muralis


© Willie Riemsma

Ecologie & verspreiding
Middelste duivenkervel staat op zonnige en warme, vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, matig stikstofrijke tot stikstofrijke, omgewerkte of verstoorde, goed gedraineerde, zwak zure tot zure zandgrond of op lichte rivierklei. Ze groeit in akkers en akkerranden, op braakliggende grond en hellingen, op muren en puinhopen, in humeuze ruigten en in sterk begraasde oude boomgaarden, in bermen, tuinheggen en in struwelen, in spoorbermen en op ruderale plaatsen. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het verspreidingsgebied. De soort is vrij zeldzaam in het rivierengebied, in Gelderland, Twente en in de Achterhoek en zeldzaam in Noord-Brabant en het Drents- en Laagveendistrict. Het taxon heeft eironde tot langwerpige bladslippen en vrij losse bloeitrossen met 6-12(-15) bloemen die 10-14 mm lang zijn. De vruchtstelen zijn recht en schuin afstaand en dragen vruchten die bij rijpheid glad en 2-2,5 mm lang zijn. In tegenstelling tot de gelijkende Rankende duivenkervel zit er geen vlezige hals onder de vrucht.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - september

Hoogte - 0,20-0,70 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De liggende of klimmende stengels zijn vrij tenger.

Bladeren - De bladdelen zijn langwerpig of wigvormig.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De vrij losse bloemtrossen zijn even lang als de steel. De trossen bestaan uit met 6 tot 15 roze, 0,9 tot 1,2 cm grote bloemen, die aan de top bijna zwart zijn. Het onderste kroonblad is vaak vrijstaand en omlaag gericht. De kelkbladen zijn getand en vrij groot vaak bedekken ze de hele breedte van de kroon.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De rechte vruchtstelen staan schuin af. De gladde vruchten zijn 2 tot 2½ mm. De schutbladen zijn iets korter dan de vruchtstelen. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, omgewerkte of verstoorde, goed gedraineerde, zwak zure grond (zand en lichte rivierklei).

Groeiplaats - Akkers (akkers en akkerranden), braakliggende grond, ruderale plaatsen, hellingen, muren, puinhopen, ruigten (humeuze ruigten), grasland (sterk begraasde oude boomgaarden), bermen (open plekken), langs spoorwegen (spoorbermen), heggen en struwelen.
Familie: Papaveraceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: humeuze ruigten
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website