Dichtbloemige kruidkers

Lepidium densiflorum


© Bert Verbruggen

Ecologie & verspreiding
Dichtbloemige kruidkers is te vinden op open, zonnige en warme, ± voedselrijke en omgewerkte, droge en niet humeuze, zwak basische en ± stikstofrijke, iets kalkhoudende zand- en leemgrond en verder op stenige plaatsen. De eenjarige plant groeit in akkers en op braakliggende grond, in open bermen, ruigten en langs voetpaden, op stortplaatsen en bij molens. Verder tussen straatstenen, op parkeerplaatsen en in plantsoenen, op industrie-, haven- en spooremplacementen, in grindputten en op andere ruderale plekken. Het taxon stamt oorspronkelijk uit Noord-Amerika en is ingeburgerd in Europa en een aantal andere plaatsen. De soort is in Nederland vrij zeldzaam en is, tussen 1975 en 1999, ingeburgerd in stedelijk gebied. Verkommerde exemplaren, waar de overige kenmerken niet of slecht ontwikkeld zijn, kunnen naast de afwezigheid van een geur herkend worden aan de bovenste stengelharen. Deze zijn zeer kort en papilleus, recht of iets gebogen en hebben een stompe tot knotsvormige top.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - september

Hoogte - 0,10-0,50 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De stengels staan rechtop en zijn niet vertakt. Bovenaan wel met bloeiwijzetakken, met zeer korte, rechte of iets gebogen, stompe haren.

Bladeren - De elliptische, grof getande bladeren zijn langgesteeld. De bovenste bladeren zijn lijn-lancetvormig. Alle bladeren hebben een gewimperde rand.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De groenachtige bloemen zijn 2 mm. De kroonbladen worden tot 1 mm lang. Ze zijn lijnvormig en korter dan de kelk of ze ontbreken.

Vruchten - Een doosvrucht. Het 2-2,5 mm brede hauwtje is meer lang dan breed. De vrucht is 3-4 mm lang, eirond en ondiep uitgerand. De zaden zijn niet gevleugeld en ongeveer 1,2-0,7 mm. Het vruchtsteeltje is ongeveer even lang als het hauwtje. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op droge, matig voedselrijke, niet humeuze, vaak stenige en iets kalkhoudende grond.

Groeiplaats - Langs spoorwegen (o.a. verlaten spoorwegterreinen), braakliggende grond, langs voetpaden, ruigten en tussen straatstenen.
Familie: Brassicaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant)
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: muren
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website