Wasgagel

Morella caroliniensis


© Annie Vos

Ecologie & verspreiding
Wasgagel staat op zonnige tot beschaduwde, vochtige tot natte, ruderale, zwak zure tot zure, voedselarme veen-, zand- en leembodems. Ze groeit in heiden en moerasbossen, in duinen, op akkers, in loof- en naaldbossen, op rivier- en meeroevers, in weilanden en op richels. Oorspronkelijk komt de soort uit Noord-Amerika en is ingeburgerd in Zuid-Engeland en Nederland. De plant is hier zeer zeldzaam en werd vroeger bij Tubbergen en Landsmeer aangetroffen en staat thans nog bij Zutphen. De teruggang zal voornamelijk te wijten zijn aan eutrofiëring en ontginningen. Mogelijk gaat de herkomst van de wintergroene plant terug op mislukte cultuurexperimenten op “woeste gronden“. Wasgagel kan zich vegetatief handhaven en uitbreiden door haar talrijke uitlopers. De wortels ruiken naar kruidnagels en zijn in staat stikstof te binden. Het blad geeft bij kneuzing een aromatisch geur af en is licht giftig en roesverwekkend. De plant wordt door de wind bestoven, de met waslaag beklede steenvruchten worden door vogels verspreid. De was van de vruchten wordt gebruikt voor het fabriceren van kaarsen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - april - mei

Hoogte - 0,60-2,50 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, tweehuizig

Wortels -

Stengels/takken - De takken zijn enigszins viltig.

Bladeren - De langwerpige, omgekeerd-eironde bladeren zijn 4 tot 10 cm lang. Naar de top zijn ze meestal gekarteld-gezaagd. Soms zijn ze wintergroen.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Tweehuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillende planten). De katjes verschijnen tegelijk met de bladeren. De schutbladen van de vrouwelijke katjes vallen na de bloei af.

Vruchten - Een steenvrucht. Op de blauwachtige, ronde vruchten groeien knobbeltjes. Ze zijn bedekt met een witachtige waslaag. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige plaatsen op vochtige tot natte, voedselarme, zwak zure tot zure, meestal venige grond (veen, zand en leem.).

Groeiplaats - Heide (moerassige plaatsen), bossen en struwelen (moerasbossen).
Familie: Myricaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: natte heiden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website