Overblijvende ossentong

Pentaglottis sempervirens


© Hanneke Waller

Ecologie & verspreiding
Overblijvende ossentong staat op licht tot half beschaduwde, vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke grond. Ze groeit in duinbossen, in bos- en weilandranden, op en bij buitenplaatsen en kasteelparken en langs heggen en straten in stadsgedeelten. De plant stamt oorspronkelijk uit Zuidwest-Europa en is ingeburgerd in o.a. Nederland. Deze stinsenplant is zeldzaam, het meest nog in West- en Midden-Nederland. De soort wordt door insecten bestoven, de bruine zaden zijn eivormig, rechtopstaand, iets gerimpeld en zwak glanzend en zijn van een mierenbroodje voorzien. Ze worden als klit verspreid of door mieren versleept. De korte haren op het blad kunnen een kortstondige allergische reacties van de huid veroorzaken. Het gebruik van de haarkleurstof henna, dat uit de plant gewonnen kan worden, werd al toegepast door de Oude Egyptenaren en die kleurstof werd in de Middeleeuwen gebruikt door monniken om matige wijn bij te kleuren. De jonge bladeren kunnen bereid en gegeten worden als spinazie.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - april - herfst

Hoogte - 0,30-1,00 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De rechtopstaande of opstijgende stengels zijn vertakt en borstelharig.

Bladeren - De rozetbladeren zijn langwerpig-eirond, spits en in een lange steel versmald. De stengelbladeren hebben geen steel.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze is smal-pluimvormig, lang gesteeld en heeft 2 bladeren aan de voet. De bloemen zijn hemelsblauw met witte keelschubben. Ze zijn 0,8 tot 1 cm groot en bijna stervormig.

Vruchten - Een splitvrucht. De nootjes zijn netnervig geaderd. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Half tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke grond.

Groeiplaats - Bosranden, heggen, zeeduinen (duinbossen), kasteelparken en buitenplaatsen.
Familie: Boraginaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant)
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: stinseplant
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website