Struisvaren

Matteuccia struthiopteris


© Willem Braam

Ecologie & verspreiding
Struisvaren staat op (vaak) open en licht beschaduwde, matig warme tot warme, zwak basische en stikstofrijke, vochtige tot vrij natte, voedselrijkebodems, vooral op plaatsen met kwel. Ze groeit in broek- en loofbossen, in parkbossen en op oude landgoederen, in tuinen en vooral in bosranden die aan grasland grenzen. Het oorspronkelijke areaal omvat Noord-, Midden- en Oost-Europa tot Oost-Azië, ze wordt ook als sierplant gebruikt (zo ook in Noord-Amerika) en wil nog wel eens verwilderen. In Nederland is de soort vrij zeldzaam, oorspronkelijk verwilderd vanuit tuinen (en mogelijk ook spontaan) en ingeburgerd tussen 1975 en 1999. Er zijn zowel vruchtbare als steriele bladeren aanwezig.Ze staan in bundels, waarbij de later verschijnende, vruchtbare bladeren aan de binnenzijde van de bundel staan en waarvan de blaadjes van de 1e orde kokervormig ingerold zijn door segmenten die de sporangia dragen. Naast sporen vormt het taxon ook lange uitlopers, waar aan de uiteinden weer nieuwe planten groeien.
Familie: Onocleaceae
Groep: varens (sporenplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: natte bossen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website