Rode pekanjer

Silene viscaria


© Joop Verburg

Ecologie & verspreiding
Rode pekanjer staat op zonnige, zelden licht beschaduwde, droge en stikstofarme, matig voedselarme, kalkarme, meestal zure bodems en op stenige plaatsen. Oorspronkelijk komt Rode pekanjer uit West-Azië en Oost- en Midden-Europa. De overblijvende plant groeit hier in (lichte) loof- en naaldbossen, in boszomen en struwelen, op heiden en in borstelgraslanden, in schrale graslanden, op kliffen, op kiezelrotsen en op andere rotsachtige plaatsen. In het zuidelijke deel van het areaal is ze beperkt tot berggebieden. Als tuinplant is ze overal terecht gekomen. Nederland valt buiten het Europese deel van het verspreidingsgebied. Pekanjer verwildert, maar is nooit ingeburgerd in ons land. Ze behoort evenals als Pekbloem, Prikneus en Echte koekoeksbloem tot die groep van Silenes waarbij het aantal stijlen en het aantal tanden van het kapsel gelijk is (in dit geval dus 5) en is verder goed herkenbaar aan donkerrode ringen van klieren onder de bovenste knopen die zeer kleverig zijn.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juli

Hoogte - 0,30-0,60 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De kale, rechtopstaande stengels zijn zeer kleverig onder de knopen door een ring van klieren.

Bladeren - De meeste bladeren vormen een wortelrozet. Ze hebben een korte steel en worden tot 12 cm lang. Ze zijn langwerpig, hebben een spitse top en zijn alleen aan de voet behaard.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in tros of pluim en vormen schijnkransen. Ze zijn 0,5 tot 2 cm in doorsnee. De kroonbladen zijn helder paarsrood, zelden wit, niet gedeeld of met een kleine insnijding en bevatten 5 stijlen. De kale kelk heeft 10 ribben.

Vruchten - Een doosvrucht met onderaan 5 tussenschotten en bovenaan 1 hok. De vrucht staat binnen de kelk op een kort steeltje. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, zelden licht beschaduwde plaatsen op droge, matig voedselarme, kalkarme, meestal zure grond (stenige plaatsen). Tot 1800 meter.

Groeiplaats - Grasland (schraal grasland), heide, rotsachtige plaatsen, kiezelrotsen, klippen en soms in lichte bossen.
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: zeldzame soort
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website