Bonte wikke

Vicia villosa


© Willie Riemsma

Ecologie & verspreiding
Bonte wikke is een variabele taxon dat op verschillende manieren ingedeeld kan worden. Bij deze benadering wordt ze als één, niet verder onderverdeelde soort opgevat terwijl elders de soort vaak op species niveau of in lagere rang wordt opgedeeld. De eenjarige tot overblijvende plant staat op zonnige en warme, open tot grazige, droge tot matige vochtige, stikstofarme, matig zure tot zwak basische, matig voedselrijke en vaak omgewerkte zand- en zavelgrond of op lichte klei. Ze groeit, ook als pionier in kalkarme graanakkers en op braakliggende grond, in kanaalbermen en ruigten, langs spoorwegemplacementen en op industrieterreinen, bij molenbelten en in plantsoenen, op stortplaatsen en andere ruderale plekken. Nederland valt buiten het gesloten deel van Europese areaal. De in de 19e eeuw ingeburgerde soort is vrij algemeen in Zuid-Limburg, in het oostelijke rivierengebied en aangrenzende streken en in stedelijke gebieden. Elders is ze zeldzaam tot zeer zeldzaam. Ook wordt ze wel ingezaaid.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - augustus

Hoogte - 0,30-1,50 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte 50 tot 100 cm.

Stengels/takken - De klimmende stengels zijn sterk behaard.

Bladeren - De bladeren zijn geveerd met vier tot twaalf paar lijnvormige tot smal elliptische, 1-3 cm lange deelblaadjes.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De trossen zijn meestal rijkbloemig. De steel is korter dan het bijbehorende blad. De bloemkroon is 1-2 cm. De zwaarden zijn lichtblauw tot vrijwel wit. De vlag is dieppaars of zelden vrijwel wit en alleen aan de top verbreed en omhoog gebogen. Het smallere deel (de nagel) is ongeveer dubbel zo lang als het brede deel (de plaat). De kelk is aan de voet verwijd.

Vruchten - Een doosvrucht. De kale, bruine peul is 2-4 cm lang en aan de voet versmald tot een steeltje, dat minstens even lang is als de kelkbuis. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open tot grazige plaatsen (ook als pionier) op droge tot matig vochtige, matig voedselrijke, vaak omgewerkte grond (zand, zavel en lichte klei).

Groeiplaats - Bermen (kanaalbermen), langs spoorwegen (spoorwegterreinen en spoorbermen), industrieterreinen, braakliggende grond, akkers (kalkarme graanakkers), ruigten, bij molenbelten, plantsoenen en omgewerkte grond.
Familie: Fabaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: kalkarme akkers
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website