Stinkend nieskruid

Helleborus foetidus


© Joost Bouwmeester

Ecologie & verspreiding
Stinkend nieskruid staat op licht beschaduwde, vrij droge tot vochtige , kalkrijke, matig voedselrijke, ± neutrale en stikstofarme, losse, humeuze en vaak stenige leem- en lössbodems, vaak op ondiepe kalkbodem. Ze verspreidt een onaangename geur en groeit in lichte, kruidenrijke loof- en naaldbossen, in bosranden, in struwelen en op rotsachtige plaatsen en ook in Buxusbossen. Nederland ligt aan de noordwest zijde van het areaal van deze hoofdzakelijke West-Europese plant die ook als tuinplant wordt gebruikt. De giftige soort is zeer zeldzaam in Zuid-Limburg en de duinen van Zuid- en Noord-Holland. Ze is in Zuid-Limburg mogelijk terecht gekomen ten gevolge van een spontane uitbreiding van het verspreidingsgebied. Stinkend nieskruid wordt door insecten bestoven. Ze zaait zichzelf uit en wordt ook door mieren verspreid. Naast de geur is ze ook goed herkenbaar aan de littekens op de stengels en aan de kokervruchten die langer dan breed zijn. Ze werd gebruikt als een wormmiddel en tegen braken en diarree.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - januari - mei

Hoogte - 0,30-0,80 m.

Geslachtsverdeling -

Wortels -

Stengels/takken - Bebladerde stengels met lidtekens aan de stengelvoet.

Bladeren - De wintergroene bladeren omvatten de stengel. Ze zijn handvormig gedeeld met 3 tot 9 getande, smal lancetvormige, niet ingesneden slippen,. Ze worden tot 30 cm lang. De bovenste bladeren en schutbladen zijn niet ingesneden of hebben een sterk verkleinde bladschijf. De bladeren ruiken onaangenaam.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Een rijk vertakte bloeiwijze met 3 tot 8 bloemen, die bij elkaar groeien in grote kluwens. Ze zijn klokvormig, knikkend, geelachtig groen met een paarse of rode rand, 1 tot 3 cm groot en 5-tallig.

Vruchten - Een doosvrucht. Vruchthoofdjes met 2 tot 5 (meestal 3) kokervruchtjes. De kokervruchten zijn meer lang dan breed. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Licht beschauwde plaatsen op vrij droge, kalkrijke, matig voedselrijke grond (vaak op ondiepe kalkbodems).

Groeiplaats - Bossen (loofbossen en hellingbossen), bosranden, struwelen en rotsachtige plaatsen.
Familie: Ranunculaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke bossen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website