Eikengaffeltandmos

Dicranum fuscescens


© Andrew Spink

Ecologie & verspreiding
Dicranum fuscescens groeit meestal in plukjes op de voet van bomen met een voedselarme schors, bij voorkeur (Amerikaanse) eik en Berk in bossen op voedselarme zandgrond. Dicranum fuscescens is echter ook bekend van Wilgen met oude, verzuurde schors in oude griendbossen in de Biesbosch en in Flevoland. De overeenkomst is gelegen in de hoge luchtvochtigheid in beide situaties. De eerste vondst van Dicranum fuscescens uit Nederland dateert van 1950. De soort is op de zandgronden waarschijnlijk gebonden aan oude bossen. Dicranum fuscescens werd in eerste instantie vooral gemeld van de Noord-Veluwe en in Drenthe. De meeste waarnemingen van na 1980 zijn gedaan op de Veluwe, in de Kop van Overijssel en rond Ureterp in het oosten van Friesland. Hoewel het aan geschikte groeiplaatsen niet lijkt te ontbreken is Dicranum fuscescens toch overal zeldzaam. Mogelijk is er sprake van onderschatting als gevolg van verwarring met D. scoparium, vooral met een vorm met sterk homotroop gekromde blaadjes. Waarschijnlijk is de soort met gericht zoeken nog wel te vinden in gebieden met oudere vindplaatsen. Ondanks de sterk sikkelvormig gekromde blaadjes is Dicranum fuscescens een weinig opvallend Gaffeltandmos.
Familie: Dicranaceae
Groep: Bladmossen
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Biotoopvoorkeur: Arm bos
Substraatvoorkeur: schors en hout
Controle: microscopische determinatie
© 2024  BLWG
Ga naar de volledige website