Basterdamarant

Amaranthus hybridus subsp. hybridus


© Hanneke Waller

Ecologie & verspreiding
Basterdamarant groeit vooral op zonnige, warme, open plekken op matig voedselrijke, zeer stikstofrijke en enigszins vochtige grond in ruigten en bermen, op straat, in akkers en op rivierstranden, in haven- en industriegebieden, op braakliggende terreinen en ruderale plaatsen, op kale oevers en langs spoorwegen. Zij wordt hoofdzakelijk gevonden langs de grote rivieren en in het stedelijk gebied. Basterdamarant is plaatselijk vrij algemeen in Nederland. Deze ondersoort van Amaranthus hybridus is in de vorige eeuw ingeburgerd in Nederland. Basterdamarant komt oorspronkelijk uit tropisch Amerika. Basterdamarant kan verward worden met Franse amarant, de andere ondersoort van Amaranthus hybridus, waarvan de vruchten niet openspringen (wel bij Basterdamarant). Beide ondersoorten komen op vergelijkbare plaatsen voor, en ook wel eens naast elkaar. Soms vindt men planten die niet met zekerheid tot één van beide ondersoorten op naam te brengen is. Beide ondersoorten profiteren van het warmer worden van het klimaat in Nederland.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - oktober

Hoogte - 0,30-1,00 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels -

Stengels/takken - De rechtopstaande stengel is grasgroen en gewoonlijk fors en sterk vertakt. De stengel is veel minder behaard dan die van Papegaaienkruid en onderaan meestal kaal.

Bladeren - De gesteelde bladen zijn elliptisch-eirond tot ongeveer ruitvormig. Steelblaadjes 2,5-6, soms tot 7 mm lang.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De zeer kleine bloemen zijn groen- of roodachtig. Aan de top van de stengel staan de bloemkluwens in een onbebladerde pluim (een dichte, vaak vertakte aar), die vaak wat minder compact is dan die van Papegaaienkruid. Het schutblad is langer dan de bloemdekbladen en loopt in een punt uit. Het bloemdek bestaat uit vier of vijf bladen. De lancetvormige bloemdekbladen van de vrouwelijke bloemen zijn gewoonlijk iets korter dan de vrucht. Soms lopen zij uit in een lange punt die juist voorbij de vrucht reikt.

Vruchten - Eenzadig. De afgeplatte vruchten zijn min of meer eivormig en gaan recht overdwars open. Vrucht openspringend, zonder de stijlen ongeveer 2 mm lang. Het dekseltje stevig en gerimpeld-geribd. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, warme, open plaatsen op (matig) droge, matig voedselrijke, stikstofrijke, omgewerkte grond.

Groeiplaats - Haventerreinen, industrieterreinen, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), braakliggende grond, ruderale plaatsen, ruigten en soms in akkers (maisakkers).
Familie: Amaranthaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant)
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: voedselrijke ruigten
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website