Breed pijlkruid

Sagittaria latifolia


© Koen van Zoest

Ecologie & verspreiding
Breed pijlkruid is een soort uit Noord-Amerika die als sierplant gecultiveerd wordt en plaatselijk ingeburgerd is op dezelfde standplaatsen waar ook Pijlkruid zich thuis voelt. Deze, vaak tweehuizige plant heeft net als Pijlkruid driekantige, boven het water uitstekende stengels en bladeren, alleen is de pijlvormige top vaak groter en breder. De eerst gevormde bladeren zijn net als bij Pijlkruid lintvormig en blijven ondergedoken, hetgeen bij beide soorten het geval blijft wanneer de plant in dieper water staat en niet tot bloei komt. Bij Breed pijlkruid zijn de binnenste, drietallige bloemdekbladen geheel wit, de helmhokjes geel en de vruchten 2,5-4 mm groot, zijn sterk afgeplat en dragen een 1-1,5 mm lange, zijdelingse aangehechte snavel. Bij Pijlkruid daarentegen zijn de binnenste bloemdekbladen wit met een purper gekleurde voet, zijn de helmhokjes paars en zijn de eveneens sterk afgeplatte vruchten groter en staat de snavel aan de top van de vrucht. Zie ook Pijlkruid !
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - september

Hoogte - 0,30-1,00 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De lange bladstelen en de stengels zijn driekantig.

Bladeren - Driekantige, boven het water uitstekende stengels en bladeren. De pijlvormige top is vaak groter en breder dan die van Pijlkruid. De eerst gevormde bladeren zijn (net als bij Pijlkruid) lintvormig en blijven ondergedoken. In diep of snel stromend water zijn er alleen maar van deze bladeren.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Vaak tweehuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillendee planten).  Bloemen meestal in driebloemige kransen, trosvormig gerangschikt. Geheel witte kroonbladen (dus tot aan de voet). De binnenste, drietallige bloemdekbladen (kroonbladen) zijn helemaal  wit, De helmhokjes zijn geel.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje.  De vruchten zijn 2,5-4 mm groot. Ze  zijn sterk afgeplat en dragen een 1-1,5 mm lange, zijdelingse afstaande snavel.  Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, luwe plaatsen in ondiep tot vrij diep, helder, stilstaand tot zwak stromend, voedselrijk en zoet water.

Groeiplaats - Water en langs oevers.
Familie: Alismataceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant)
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: voedselrijke oevers
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website