Bleke hoornbloem

Cerastium glutinosum


© Hanneke Waller

Ecologie & verspreiding
Bleke hoornbloem staat op open, zonnige, losse en warme, droge, neutrale tot kalkhoudende, matig voedselrijke zand- en kalkbodems, maar ook op löss, leem en stenige grond. De bleekgroene plant groeit in (kalk)graslanden, in akkers en akkerranden, op rotsen en leisteenhellingen, op spoorwegemplacementen en in bermen. De vroegbloeiende, eenjarige en kleverige plantensoort hoort thuis in Zuidwest-, West- en Midden-Europa. De verspreiding is echter nog onvoldoende bekend, hetgeen uiteraard opgaat voor de situatie in Nederland waar de soort pas sinds 2005 onderscheiden wordt. De vondsten zijn tot nu toe beperkt tot het oostelijke deel van ons land. Ook deze Hoornbloem bestuift voornamelijk zichzelf, de zaden worden door de wind of door water verspreid. De rechtopstaande stengels zijn onderaan nooit paarsachtig gekleurd. Bleke hoornbloem werd vroeger als een ondersoort van Steenhoornbloem beschouwd en valt daarvan te onderscheiden door een aantal subtiele zaken als kortere klierharen en stijlen en smallere en kortere kroonbladen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - maart - mei

Hoogte - 0,02-0,20 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De kleverig behaarde, min of meer rechtopstaande stengels zijn bleekgroen. Onderaan zijn ze nooit paarsachtig.

Bladeren - De bleekgroene bladen zijn langwerpig of langwerpig-eirond en kunnen stomp of spits zijn. De onderste zijn kort gesteeld. De schutbladen hebben een zeer smalle vliezige rand. De bovenkant is kaal.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Een ijle bloeiwijze. De witte, vijftallige bloemen zijn 6-9 mm. De kroonbladen zijn 0,8-1,6 mm breed en tot op een kwart ingesneden en korter dan de kelkbladen. De stijlen zijn 0,5-1 mm lang. De klierharen in de bloeiwijze zijn 0,1-0,2 mm.

Vruchten - Een doosvrucht. De vruchtstelen staan min of meer rechtop en zijn ongeveer even lang als de kelk, maar soms zijn ze bovenaan haakvormig omgebogen en kunnen dan twee tot vier keer zo lang als de kelk zijn. De doosvrucht springt met tien tanden open. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, warme, open plaatsen op droge, neutrale tot kalkhoudende, matig voedselrijke zandgrond, maar ook op löss, leem en stenige grond.

Groeiplaats - Grasland en akkers (akkerranden).
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Onvoldoende bekend
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website