Zinkschapengras

Festuca guestfalica subsp. guestfalica


© Peter Meininger

Ecologie & verspreiding
Zinkschapengras is een ecologische specialist van kalkrotsen en met zink verontreinigde bodems. Het is een zeer zeldzame soort die in Nederland beperkt is tot Zuid-Limburg. De laatste zekere groeiplaats bevindt zich in het Geuldal bij Camerig, nabij de Belgische grens. De sterke achteruitgang van Zinkschapengras is niet af te leiden uit de verspreidingskaart. Hoewel het aantal uurhokken gelijk is gebleven, is de actuele verspreiding teruggedrongen tot een aantal molshopen langs het riviertje de Geul. Vroeger kende dit taxon een ruimere verspreiding tussen Epen en Mechelen. In het buitenland - Midden- en West-Europa - komen tal van tetraploïde schapengrassen voor die sterk op Zinkschapengras lijken, maar die in kleine kenmerken verschillen van onze planten. Soms gaat het daarbij alleen maar om een verschil in het tijdstip op de dag waarop de helmknoppen opengaan. Door sommige auteurs worden al deze populaties als zelfstandige soorten gezien, maar meer onderzoek is nodig om meer licht te werpen op de achtergronden en de ontstaanswijze van al deze variatie. Voorlopig vatten wij al deze vormen op als één ondersoort.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juli

Hoogte - 0,20-0,50(-0,65) m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Geen wortelstokken.

Stengels/takken - De plant groeit in pollen.

Bladeren - De bladeren zijn blauwgrijs. De stengelbladen zijn vlak of stijf ingerold. De wortelbladen en bladeren van niet-bloeiende spruiten zijn stijf ingerold en meestal draadvormig. De bladschede is tot bijna onderaan open. Het tongetje is zeer kort. Niet bloeiende bladeren zijn 0,4 tot 0,7 mm breed en hebben van boven 1 tot 3 ribben. De bladeren zijn meestal blauwgroen en 0,45-0,75 mm breed.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloempluim wordt 3 tot 12 cm lang en is samengetrokken met rechtopstaande zijtakken. De aartjes zijn 4 tot 7 mm lang. Het onderste kroonkafje is meestal genaald. De kafnaald is meestal 0,5-1,2 mm lang en de aartjes worden 5,5 tot 8 mm lang.

Vruchten - Een graanvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, zelden licht beschaduwde plaatsen op droge, voedselarme, zinkhoudende of kalkrijke grond.

Groeiplaats - Grasland (zinkhoudend grasland, kalkgrasland en op mergelrandjes).
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Ernstig bedreigd
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: kalkgraslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website