Duinwespenorchis

Epipactis helleborine subsp. neerlandica


© Maarten Langbroek

Ecologie & verspreiding
Duinwespenorchis komt voor op licht beschaduwde tot soms vrij zonnige, open plaatsen op droog tot vochtig, warm, voedselarm tot matig voedselrijk, kalkrijk duinzand op duinhellingen, in kruipwilgstruwelen, open (dennen)bossen en in duinvalleien. Ze komt voor op plekken waar ook Kruipwilg aanwezig is. Dit hangt samen met het feit dat beide planten dezelfde mycorrhiza delen. Het verspreidingsgebied van dit taxon is beperkt en reikt van de kustregio van Bretagne tot in Jutland in Denemarken. Het taxon is waarschijnlijk niet zeldzaam in het duin- en het Waddendistrict. Het kaartje geeft zeker een onvolledig verspreidingsbeeld omdat de ondersoort eigenlijk pas sinds korte tijd goed herkend wordt. De halverwege de vorige eeuw in Nederland gevonden en beschreven ondersoort is gemakkelijk te verwisselen met Brede wespenorchis en valt daarvan te onderscheiden door de combinatie van o.a. de volgende kenmerken: schutblad omhoog gericht, een dichtere bloeiwijze, klokvormige, feller gekleurde bloemen en gegolfde bladranden die ook nog van papillen zijn voorzien.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - oktober

Hoogte - 0,20-0,80 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Uit de wortelstok ontspringen vaak meerdere stengels.

Stengels/takken - De stengels zijn bovenaan behaard en onderaan vaak paarsachtig. De bloeiwijzesteel is meestal niet opvallend langer dan de stengelleden. In het begin van het bloeiseizoen is de bloemstengel aan de top omgebogen.

Bladeren - Elke plant heeft vier tot tien bladen. Deze zijn eirond tot langwerpig en staan in spiralen. Ze omvatten de stengel, zijn spits en 6-15 cm lang en 2-8 cm breed. Aan de randen zitten hele kleine, naar voren gerichte tandjes.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen vormen een lang gerekte tros. Van buiten zijn ze 0,9-1 cm groot en meestal groen of groengeel. Het komvormige voetstuk is van binnen donkerpaars. De top is eirond tot hartvormig, groenwit, roze of paarsig met een omlaag gekrulde punt. De top van de lip heeft twee gladde knobbels. De schutbladen groeien in het midden van de tros. Ze staan bij het begin van de bloei schuin af. Het onderste schutblad is meestal minder dan twee keer zo lang als de bloem.

Vruchten - Een doosvrucht. Het vruchtbeginsel is vrij dicht behaard. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Licht beschaduwde tot soms vrij zonnige plaatsen op droge tot vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, kalkrijke grond (duinzand).

Groeiplaats - Kalkrijke duinhellingen, duinpannen en dennenbossen.
Familie: Orchidaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: kalkmoerassen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website