Voorjaarsster

Ipheion uniflorum


© Claud Biemans

Ecologie & verspreiding
Dit bolgewas prefereert zonnige tot licht beschaduwde, goed gedraineerde, vruchtbare, zandige en grindige bodems. Ze groeit in grassteppen en als (verwilderde) stinzen- en sierplant in borders en randen van bloemperken, in bermen en gazons. De plant stamt oorspronkelijk uit de pampas van Uruguay en Argentinië en is als sierplant in diverse variëteiten wijd verspreid. In Nederland wordt de soort tegenwoordig op een paar plaatsen aangetroffen maar is in het verleden op meerdere plekken gevonden. De overblijvend, kale plant heeft een bloeistengel met meestal slechts één bloem en 6-9 grondstandige bladen. De bladen zijn vlezig, glimmend en lijnvormig en hebben een stompe top, bij kneuzing verspreiden ze een uiengeur. De bloem draagt onder het bloemdek een tweekleppige, vliezige bloeischede, geurt naar honing en is vergroeidbladig. De buis is bruinachtig, de slippen zijn duidelijk langer en afstaand, bleek lichtblauw tot violetblauw. De helmknoppen zijn oranje-geel en de gevormde doosvrucht bevat talrijke zwarte zaden.
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website