a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
kaart
Alpheus glaber (Olivi, 1792)

Gladde pistoolgarnaal
algemeen | beleid en bescherming | taxonomie | trend

Typering: Mariene kreeftachtige. Garnaal.
Herkenning
Circa 30-40 mm (max. 65 mm). Kleur: Bovenzijde meestal helderrood; in elk geval op het midden van de segmenten, schaarpoten en staartdelen. Soms lichter of bruingeel. De zijkanten van het rugschild (carapax) en achterlijf (abdomen) kunnen ivoorwit zijn, evenals de bovenaan vaak egaalrode schaarpoten en de laatste vier paren poten (pereiopoden). antennulen vaak lichtrood van boven, onderaan veel bleker. Het rostrum is klein, smal en priemvormig en steekt net iets voorbij de ogen, maar bereikt het einde van het eerste segment van de steel van de antennule niet. Er zitten geen tanden op de boven- of onderrand. Naast het rostrum is het rugschild uitgegroeid in twee kleine, afgerond-bolvormige overkappingen die de ogen overdekken. Het schild is glad, zonder stekels (glaber = glad). De antennen zijn ongelijk in lengte, de ene is een derde van de ander. De schaarpoten verschillen in grootte en vorm: zowel de rechter- als de linkerschaar kan het grootst zijn. Van de grootste schaarpoot is de beweegbare vinger (dactylus) kleiner, hij bereikt het einde van de benedenvinger niet. De dactylus is zijdelings samengedrukt, de bovenrand is glad, de onderrand heeft een afgeknot uitsteeksel, dat in een holte van de benedenvinger past. De propodus is breed en min of meer opgezwollen. De benedenvinger eindigt in een omhooggebogen punt. De carpus is kort en driehoekig, de merus iets langer dan de dactylus, met op de bovenrand in het voorste gedeelte een duidelijke tand en aan binnenrand wat grovere stekels. Het ischium is zeer kort, met aan de buitenzijde drie overlangsche richels. Op de propodus staan kleine knobbeltjes. Van de kleine schaar zijn de vingers slank en veel langer dan de palma/propodus, met naar binnen gebogen puntige uiteinden. Het snijvlak is ongetand. Het tweede potenpaar is zeer smal en kleiner, links en rechts gelijk, met zeer kleine scharen waarvan de vingers langer zijn dan de palrna. Het derde en vierde potenpaar is in vorm onderling vrijwel gelijk. Het vijfde potenpaar is heel slank. De achterlijfsegmenten zijn glad, de zijkanten van de eerste vier zijn afgerond, dat van het vijfde eindigt in een achterwaarts gerichte punt. Het telson is kort, versmalt achteraan iets en heeft een bolle achterrand bezet met een rij haren en aan beide zijden twee kleine stekels. Op de bovenzijde van het telson staan twee overlangse rijen met elk twee beweegbare stekels. De uropoden zijn kort en breed, ongeveer even lang als het telson.
Te verwarren met:
In ons faunagebied komen geen soorten voor die sterk op de Gladde pistoolgarnaal lijken. De naam pistoolgarnaal komt van het knappende, knallende geluid dat dieren van dit geslacht en deze familie kunnen produceren door hun grootste schaar razendsnel te sluiten. Dit knallende geluid wordt gebruikt voor onderlinge communicatie, ter verdediging en vooral om prooien mee te verlammen en zelfs te doden.