a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
kaart
Galathea dispersa Bate, 1859

Grofgetande oprolkreeft
algemeen | beleid en bescherming | taxonomie | trend

Typering: Mariene kreeftachtige. Oprolkreeft
Herkenning
Het gehele lichaam van volwassen dieren wordt ongeveer 35 mm, maar omdat ze hun achterlijf oprollen, lijken ze kleiner (het abdomen zit standaard onder de cephalothorax gevouwen). De kleur varieert van geelbruin tot oranje, soms meer intens rood. Indien het lijf lichter is, zijn vaak de uiteinden van de poten en scharen donkerder bruinrood. Op schild, poten en schaarpoten kunnen ook bleekgele gedeelten voorkomen. Vrijwel steeds met roodachtige dwarsbanden in de dwarsgroeven op het rugschild en op het omgeklapte achterlijf (abdomen). Regelmatig met lichtere (witte) vlekken. Nooit blauw. De uiteinden van de scharen en looppoten zijn vaak lichter. Het rugschild is ovaal en vrij slank. De puntige stekels aan de voor- zijkanten zijn ongelijk geplaatst. Het rostrum is recht en steekt vrij ver tussen de ogen uit. Het is zeer puntig met diverse stekels opzij en tuberkels in het midden op het smalste spiesvormige deel. Deze stekels zijn bezet met kleine haren (setae). Basis van antennulen met drie scherpe stekels. De antennen zijn vrij lang en zeer dun (draadvormig) enveel langer dan het eerste paar (schaar)poten. Ogen bolrond, op nauwelijks zichtbare oogsteel. De schaarpoten zijn lang, de scharen smal en lang. Poten en scharen dragen dicht opeen staande schubben en kleine, vaak in bosjes staande, borstelharen (setae). Vooraan staan op de merus en ischium van de schaarpoten naar voren wijzende, puntige stekels. De segmenten van het opgerolde abdomen hebben in het midden een centrale dwarsgroeve, met daar voor en achter kleinere groeven. Rondom en in de groeven staan korte setae.
Te verwarren met:
Andere soorten oprolkreeften.