a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
kaart
Galathea intermedia Lilljeborg, 1851

Rugstreep-oprolkreeft
algemeen | beleid en bescherming | taxonomie | trend

Typering: Mariene kreeftachtige. Oprolkreeft.
Herkenning
Zeer kleine soort: het gehele lichaam wordt ongeveer 18 mm, rugschild tot 8,5 mm. Kleur: meestal zalmroze of roodachtig, met witte strepen en vlekken en vaak een lichtere streep over de gehele lengte van de rug. Soms met kleine, heldere, geelachtige stippen. Poten vaak lichter, soms deels doorzichtig, soms met rozerode stippen. Zo nu en dan ook paarsachtig. Rostrum tussen de ogen klein en puntig, bij mannetjes nog smaller dan bij vrouwtjes. Bovenop en opzij van de rostrumpunt staan enkele stekels. Direct achter de punt is de eerste dwarsgroeve v-vormig, waarbij de punt naar voren wijst. In de tweede groeve zitten enkele borstelharen (setae). Aan de zijkanten van het rugschild staan kleine puntige uitsteeksels. De antennulen zijn kort, op het basissegment ervan staan drie scherpe stekels. De antennen zijn dun en ongeveer even lang als de schaarpoten. Schaarpoten zeer lang en dun, de segmenten dragen scherpe stekeltjes. De scharen zelf hebben lange dunne vingers die in punten uitlopen. Ogen groot, bol en op een vrij dikke, matig lange oogsteel. De kleur kan zowel roodachtig zijn, met een kleine donkere cornea, als in het geheel donkergrijs tot zwart. De drie paar looppoten na de schaarpoten zijn ongeveer even dik en lang. Het vijfde en laatste paar is zeer klein, korter en smaller. Het eerste achterlijfsegment is opzij afgerond, de overige zijn puntiger afgerond. Telson en overige staartsegmenten (uropoda) aan de rand met fijne borstelharen (setae).
Te verwarren met:
Andere soorten oprolkreeften.