Grote windhalm

Apera spica-venti


© Pieter Stolwijk

Ecologie & verspreiding
Windhalm staat op open en zonnige, ± voedsel- en stikstofrijke, humusarme en losse, matig droge en kalkarme, meestal zwak zure zand- en leembodems, maar ook op löss en mergel. Ze groeit in graan- en braakliggende akkers, in akkerranden en omgewoelde bermen, in de zeeduinen en op omgewerkte, ruderale plaatsen. Verder in plantsoenen, tussen straatstenen en in zandgroeven, op spoorweg- en haventerreinen, op open plekken in loofbossen en weilanden. De plant stamt oorspronkelijk (in minder forse vorm) uit de zoutsteppen van Zuid-Rusland en aangrenzende streken. Nederland ligt tegenwoordig geheel binnen het Europese deel van het areaal. De eenjarige soort is algemeen in het zuiden, midden en oosten van het land, vrij zeldzaam in het rivierengebied en de duinen en is zeldzaam in de laagveen- en noordelijke kleigebieden. Het taxon is achteruit gegaan met de teloorgang van de roggeteelt. Vroeger werd er een gele kleurstof uit gewonnen die voor het verven van wol geschikt was.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - augustus

Hoogte - 0,40-0,90 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte tot 50 cm.

Stengels/takken - De rechtopstaande of aan de voet geknikte stengels zijn glad.

Bladeren - De bladen zijn vlak, 3-4 mm breed en aan beide kanten ruw. Het tongetje is 0,3-1 cm en vaak rafelig ingesneden.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De grote bloempluim staat wijd uit en is ragfijn vertakt. De pluim is vaak paars aangelopen en wordt  tot 30 cm lang met lange zijtakken. De aartjes zijn 2-3 mm en bevatten elk één  bloem. Ze hebben een 5-7 mm lange naald. De helmknoppen zijn meer dan 1 mm. De kelkkafjes zijn niet genaald, iets ongelijk en worden 1½ tot 2 mm.

Vruchten - Een graanvrucht. De zaden zijn kortlevend (één tot vijf  jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op matig voedselrijke tot voedselrijke, matig droge, humusarme, kalkarme en meestal zwak zure grond (zand, leem, maar soms op löss of mergel).

Groeiplaats - Akkers (graanakkers), omgewoelde bermen, omgewerkte grond, zeeduinen, ruderale plaatsen, plantsoenen, tussen straatstenen, afgravingen (zandgroeven), langs spoorwegen (spoorwegterreinen) en industrieterreinen.
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: kalkarme akkers
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website