Weerhuisje

Astraeus hygrometricus


© Nico Dam

Ecologie & verspreiding
Het Weerhuisje (Astraeus hygrometricus) vormt ectomycorrhiza met loofbomen, onder meer Eik en Beuk. Het groeit op zonnige plaatsen in loof-, naald- en gemengd bos, in heiden en wegbermen; vaak op zuidhellingen. De soort is in Nederland uitgesproken kalkmijdend en komt voor op zure tot neutrale, vaak voedselarme, droge (zand)gronden en op mijnstorten (Zuid-Limburg). In Zuid-Europa groeit het Weerhuisje ook op kalkhoudende bodems.
Het Weerhuisje is zeer sterk achteruitgegaan en nu een vrij zeldzame soort van het pleistoceen. Vroeger kwam de soort ook voor in west Nederland, op sterk ontkalkte oude strandwallen. Het meest wordt de soort gevonden in het Gooi, de Utrechtse heuvelrug, de zuidrand van het Veluwe-massief en in oostelijk Zuid-Limburg. In België is de soort zeldzaam. Het Weerhuisje is talrijk in de landen rond de Middellandse Zee, naar het noorden steeds minder algemeen en in Engeland, Nederland, Duitsland en Polen bereikt het de noordgrens van het verspreidingsgebied.
Substraatvoorkeur: zand, humusarm (14)
© 2024  NMV
Ga naar de volledige website