Ronde zegge

Carex diandra


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Ronde zegge komt zeldzaam voor in Nederland, verspreid over het gehele land. Met name in de zuidelijke helft van Nederland is ze echter sterk achteruitgegaan. Het is een soort van min of meer ongestoorde, kalkrijke moerassen, zoals trilvenen; ze stelt derhalve hoge eisen aan haar milieu. Ze wordt vaak samen aangetroffen met Draadzegge (Carex lasiocarpa), maar deze laatste soort komt ook voor in meer open water, b.v. in de oeverzone van plassen. Ronde zegge is een vrij onopvallende zegge, veelal met kruipende wortelstok. In Noordwest-Overijssel en op de Friese waarden komt evenwel ook een polvorm voor, met scherp driekante stengels. Het is onduidelijk of dit materiaal enige taxonomische waarde verdient. De naam Ronde zegge duidt op de min of meer ronde stengel. De naam Carex diandra berust op een misvatting: de auteur, Schrank, we schrijven 1781, dacht twee meeldraden (diandra) per bloem waar te nemen, maar het zijn er echt drie.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juni

Hoogte - 0,20-0,70 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels - Een opstijgende, kruipende wortelstok met uitlopers. Worteldiepte tot 20 cm.

Stengels/takken - De dunne stengels zijn onderaan bijna rolrond en bovenaan vrij scherp driekantig met bolle kanten. De onderste scheden zijn dof zwartachtig bruin en gaan niet vezelen. Ronde zegge vormt losse pollen.

Bladeren - De bladeren zijn gootvormig tot samengevouwen en 1 tot 2 mm breed.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloeiwijze is compact, 1 tot 5 cm lang en soms aan de voet iets onderbroken. De onderste zijassen zijn vaak vertakt, maar niet meer dan 1 cm lang. De schutbladen zijn kafjesachtig tot priemvormig. De aren zijn eivormig met onderaan vrouwelijke bloemen en aan de top de mannelijke. De bloemen hebben 2 stempels.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De kafjes zijn lichtbruin en vaak met een groene middenstreep. Ze hebben een brede, glanzende vliezige rand. De urntjes zijn platbol, eirond, 3 mm lang, glanzig bruin en hebben aan de rugkant ongeveer 6 onduidelijke nerven en een kegelvormige, vrij lange snavel. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige plaatsen op natte, matig voedselarme, zwak zure tot kalkhoudende grond met vrij stabiel waterpeil en in stilstaand, meestal zeer ondiep, zoet, matig voedselarm, zwak zuur water (veen, zand en leem).

Groeiplaats - Moerassen (kalkmoerassen, trilveenmoerassen en verlandingsvegetaties), water (petgaten en ondiep, open water), waterkanten, grasland (venig grasland en onbemest hooiland), zeeduinen (duinvalleien met enige veenvorming) en bossen (lichte plekken in moerasbossen).
Familie: Cyperaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: kalkmoerassen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website