Tweerijige zegge

Carex disticha


© Hans Toetenel

Ecologie & verspreiding
Tweerijige zegge is een vrij algemene soort van min of meer vochtige, niet al te voedselrijke graslanden en moerassen, soms ook in het water groeiend aan de oever van plassen. Ze vormt wortelstokken en daardoor vaak een uitgebreide cloon. Ze is in ons land eigenlijk met geen andere Carex-soorten te verwarren. De bruine bloeiwijze is vrouwelijk onderin en bovenin, terwijl in het midden zich mannelijke bloemen bevinden. Ze is wijd verbreid over vrijwel geheel Europa, Noord-Afrika en Azië, zelfs tot in Zuidoost-Australië. In Noord-Amerika is ze ingevoerd. Ze wordt meestal gerekend tot de sectie Ammoglochin, waartoe ook Zandzegge behoort. Soms evenwel wordt ze tot een eigen sectie gerekend, Holarrhenae. Tweerijige zegge kruist slecht met andere, verwante soorten, alleen de hybride met C. pairae en C. elisabethae, uit Spanje en Frankrijk.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juni

Hoogte - 0,15-1,00 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels - Een ver kruipende, weinig vertakte, verhoutende wortelstok die uitlopers vormt. Worteldiepte tot 1 meter.

Stengels/takken - De bloeistengels worden tot 2 mm dik en zijn scherp driekantig. De onderste scheden zijn bruin.

Bladeren - De bladeren zijn 2 tot 5 mm breed. De voorkant van de bladschede heeft een boog- tot V-vormig ingesneden top en is alleen daar vliezig. Direct onder de top zie je groenige lengtenerven, die door dwarsnerfjes met elkaar verbonden zijn.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloeiwijze is compact en bevat vele (15 tot 30) langwerpige aren, die vaak min of meer in 3 rijen staan of soms in 2. De onderste en bovenste aren zijn meestal vrouwelijk. Deze zijn langer en bij rijpheid ook veel dikker dan de mannelijke aren, die in het midden van de bloeiwijze zitten. De bloeiwijze is in het midden dus vaak veel smaller dan bovenaan en onderaan.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, soms licht beschaduwde plaatsen op natte tot vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot vaak kalkhoudende, zoete tot licht brakke grond (allerlei grondsoorten). Vaak op plekken met (basische) kwel.

Groeiplaats - Bossen, hakhout, grasland (nat, licht bemest grasland, dotterbloemhooiland, hooiland en niet te zwaar begraasd weiland), moerassen, waterkanten (kanalen, bermsloten en de Friese waarden) en zeeduinen (duinvalleien en duingrasland).
Familie: Cyperaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: natte, bemeste graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website