Fijn hoornblad

Ceratophyllum submersum


© Stef van Walsum

Ecologie & verspreiding
Fijn hoornblad prefereert zonnig tot beschaduwd, warm, ondiep tot vrij diep, stilstaand, zwak basisch tot kalkhoudend, zoet tot brak, voedsel- en stikstofrijk water met een minerale tot organische bodem van meestal zeeklei of soms duinzand. Ze groeit in meren en plassen, in sloten en vijvers, in kanalen, grachten en poelen. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het verbrokkelde verspreidingsgebied en is vrij zeldzaam in Zeeland, het Waddengebied en het zeekleigebied van noordelijk Groningen en Friesland, elders zeer zeldzaam zoals in Twente. Ze geeft In ons land vooral de voorkeur aan drinkpoelen en grachten bij boerderijen. De plant heeft geen wortels en zweeft ondergedoken in het water dat vaak bedekt is met een laag Eendenkroos of andere drijvende waterplanten. Ze is niet bestand tegen droogvallen en overwintert m.b.v. turionen die zeer tolerant zijn tegen de sulfiden die ontstaan door verrotting.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - juli

Hoogte - 0,30-0,60 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels -

Stengels/takken - De stengels worden gemiddeld een ½ meter lang.

Bladeren - De lichtgroene, ondergedoken bladeren zijn drie  of soms vier  keer gaffelvormig vertakt, worden tot 3 cm lang en met zes  tot acht  zachte, lijnvormige, draadachtige en fijngetande slippen.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De alleenstaande bloemen hebben 8 of meer lijnvormige kroonbladen. Vrouwelijke bloemen zijn groen, de mannelijke wit.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vruchten zijn wrattig, zonder stekels aan de voet. Alleen aan de top zit een kleine uit de stijl ontstane doorn (de stijlrest is korter dan de vrucht). De enigszins kleverige vrucht wordt door het water of door watervogels verspreid. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, warme plaatsen, in ondiep tot vrij diep, helder, stilstaand, zoet of brak, voedselrijk, hard water met een minerale tot organische bodem van meestal zeeklei of soms duinzand.

Groeiplaats - Water (veedrinkpoelen, vijvers, plassen beken, kanalen en brede sloten bij boerderijen).
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: voedselrijke wateren
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website