Blaasvaren

Cystopteris fragilis


© Piet Bremer

Ecologie & verspreiding
Blaasvaren staat op beschaduwd tot sterk beschaduwd, stikstofarm tot stikstofrijk, vochtig, ± voedsel- en basenrijk, zwak zuur tot meestal kalkrijk, stenige substraat, zelden op humeuze grond. Ze groeit op rotsen, puinhellingen en oude muren, op hellingen en in hellingbossen, langs bosgreppels en holle wegen en verder op boomstompen. Nederland ligt aan de rand van het Europese verspreidingsgebied van deze kosmopoliet die in alle werelddelen vertegenwoordigd is. De soort is zeldzaam in Zuid-Limburg en zeer zeldzaam in Flevoland en in het stedelijk gebied. De zeer sterke achteruitgang in Nederland is mogelijk (deels?) te wijten aan de zeer sterke eutrofiëring van de holle wegen en het veelvuldig restaureren van oude muren. De sporenhoopjes zitten nabij de bladrand, de dekvliesjes zijn gewelfd en zijdelings aangehecht, tenslotte teruggeslagen en bedekt door de sporenkapsels. Jonge exemplaren kunnen van Wijfjesvaren onderscheiden worden door onder andere de langere bladstelen en de opvallend heen en weer gebogen nerf van de blaadjes van de tweede orde. Verder is de soort niet wintergroen: de bladen sterven af en de plant overwintert als rhizoom.
Groep: varens (sporenplanten)
Status: Rode Lijst: Bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: muren
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website