Kleine zonnedauw

Drosera intermedia


© Piet Bremer

Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - augustus

Hoogte - 0,02-0,10 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De bloeistengels groeien vanuit de onderste bladoksels. Aan de voet staan ze af naar opzij, dan groeien ze met een wijde bocht omhoog (ze komen als het ware zijdelings uit het rozet). Aan het begin van de bloei komen ze nauwelijks boven de bladeren uit, maar als de vruchten rijp zijn, zijn ze ongeveer 2 keer zo lang als de bladeren. Meestal groeit het plantje in dichte groepen.

Bladeren - De rechtopstaande of schuin omhoog groeiende blaadjes zijn peervormig (ongeveer dubbel zo lang als breed), bruinrood, 0,7-1 cm en versmald in een lange niet behaarde steel.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De witte bloemen worden ongeveer 5 mm. De schutblaadjes zijn duidelijker ontwikkeld dan bij de twee  andere zonnedauwsoorten.

Vruchten - Een doosvrucht met enige hoogtegroeven. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op zuur, voedselarm en nat veen, zand of leem. Kleine zonnedauw is een vleesetend plantje en vangt vooral muggen.

Groeiplaats - Heide (padranden, in wagensporen en op afgeplagde plekken), waterkanten (venoevers en langs greppels), moerassen (hoogveen en droogvallende vennen), afgravingen (zand), bermen en langs spoorwegen (spoorbermen).
Familie: Droseraceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: natte heiden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website