Moeraswespenorchis

Epipactis palustris


© Willie Riemsma

Ecologie & verspreiding
Moeraswespenorchis staat op zonnige tot licht beschaduwde, iets humushoudende, vochtige tot natte, matig voedsel- en stikstofarme, zwak basische tot kalkhoudende, weinig of niet bemeste zand-, leem- en zavelgrond en soms op veen en bezit verder enige zouttolerantie. Ze groeit in jonge duinvalleien, duinheiden en binnenduingrasland, in trilvenen en in kalk- en veenmoerassen, in rietlanden, op kraggen en langs vennen, in heiden en schrale (blauw)graslanden. Verder in inlagen, in slenken en kreken, in bermen en klei- en leemafgravingen, op afgesnoerde strandvlakten, opgespoten zandvlakten en op voormalige zandplaten, in waarden en langs bospaden. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het areaal. De soort is in ons land vrij zeldzaam in de kalkrijke duinen, het Deltagebied, op de Waddeneilanden en in het Lauwersmeergebied en is elders zeer zeldzaam. De achteruitgang van het taxon, met name in het oostelijke en zuidoostelijke deel is te wijten aan de toegenomen verdroging, verzuring en vermesting.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - augustus

Hoogte - 0,20-0,65 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een kruipende, zich vertakkende wortelstok met uitlopers.

Stengels/takken - De stengels zijn bovenaan behaard. De jonge scheuten zijn vaak paars aangelopen. Moeraswespenorchis vormt vaak groepen.

Bladeren - De 4 tot 8 grijsgroene bladeren zijn langwerpig-eirond, hebben vaak een wat golvende rand, zijn spits en overlangs geplooid. Naar boven toe worden ze kleiner.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemtros bevat vrij weinig overhangende bloemen. De buitenste 3 bloembladen zijn bruinig en 1 tot 1,2 cm lang. De binnenste 2 bloembladen zijn wit en korter. De bloemlip is 1 tot 1,2 cm lang en is rondachtig, aan de rand golvend, gekarteld, wit of roze geaderd en heeft bij de voet een dooiergele vlek.

Vruchten - Een doosvrucht. De vruchten zijn behaard. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselarme, weinig of niet bemeste, kalkhoudende en iets humushoudende grond (zand, leem, zavel, soms op veen).

Groeiplaats - Zeeduinen (duinvalleien, duinheide en binnenduingrasland), grasland (beekdalblauwgrasland en schraal grasland), bermen, voormalige zandplaten in afgedamde zeearmen, afgravingen (leemputten en kleiputten), opgespoten grond (dat al een aantal jaren ligt), moerassen (kalkmoerassen, moerasjes in de kwelzone van kanalen, langs kraggen, trilveen en rietland), waterkanten (o.a. langs vennen) en heide (plekken waar vroeger kalkrijk materiaal is aangebracht).
Familie: Orchidaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: kalkmoerassen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website