Duinzwenkgras

Festuca arenaria


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Duinzwenkgras (Festuca arenaria) is de grootste vertegenwoordiger uit de verwantschap van Rood zwenkgras (Festuca rubra). De soort is in alle delen forser dan de andere soorten uit dit complex, maar het doorslaggevende verschil is te vinden in de doorsnede van de bladeren: bij F. arenaria vormt het sclerenchym een ononderbroken mantel van meerdere cellagen, terwijl bij de vormen van F. rubra het sclerenchym in eilanden in de bladhoeken zit. Bovendien zijn de aartjes van F. arenaria opvallend bleek (stro-)groen. Duinzwenkgras is een soort van de stuivende duinen, waar ze vooral te vinden is tussen de Helm, waar ze losse tapijten vormt. De soort kan overal langs de Nederlandse kust worden aangetroffen. In de zeereep, waar deze soort vooral te vinden is, komt echter ook een forse vorm van Rood zwenkgras voor, en als de planten vegetatief zijn (wat bij Rood zwenkgras vaker voorkomt dan bij Duinzwenkgras!) kan vaak alleen anatomisch onderzoek uitsluitsel geven. De vele vondsten in het binnenland op het kaartje betreffen waarschijnlijk voor een belangrijk deel Rood zwenkgras. Van Duinzwenkgras komen twee vormen voor in Nederland en onderzoek moet uitwijzen of deze vormen niet als zelfstandige soorten beschouwd moeten worden.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - augustus

Hoogte - 0,15-1,00 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Lange ondergrondse uitlopers (wortelstokken). Worteldiepte 20-50 cm.

Stengels/takken - De stengels zijn meestal paarsrood aan de voet. Losse zodenvormend.

Bladeren - De bladschede en de vier of meer ribben van de bladschijf zijn behaard. De bladschede is dikker en breder dan die van Rood zwenkgras. De bladdoorsnede is min of meer U-vormig. bladeren van niet-bloeiende spruiten zijn ingerold en 0,7-1½ mm breed.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in rechtopstaande, vrij losse of min of meer samengetrokken pluimen van 0,6-1,5 cm met schuin omhoog staande takken. De aartjes zijn 0,7-1 cm lang en bevatten vier tot zes, paarsrode of geel-bruinige bloemen. De naald van het onderste kroonkafje is 1-2 mm lang. De onderste zijas van de pluim is ongeveer half zo lang als de pluim.

Vruchten - Een graanvrucht. De vruchten zijn kaal aan de top. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op droge, voedselarme, zwak zure tot kalkrijke, vaak stuivende, zoete tot brakke zandgrond.

Groeiplaats - Zeeduinen (duinvalleien, stuivende helmduinen, ruigten aan de rand van strandvlakten en stuifkuilen).
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: zeeduinen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website