Rood zwenkgras

Festuca rubra


© Rense Haveman

Ecologie & verspreiding
Festuca rubra is zeer algemeen in het hele land in graslanden en ruigtes. Het is een zeer vormenrijk taxon waarbinnen in Nederland tot nu toe geen kleinere taxa zijn onderscheiden. In het nabije buitenland worden echter diverse soorten en ondersoorten onderscheiden binnen wat in de recente Nederlandse flora's onder deze naam te boek staat. Van deze taxa komen in Nederland in elk geval de volgende ondersoorten voor: subsp. rubra, subsp. megastachys (= F. heteromalla), subsp. commutata (= F. nigrescens), subsp. litoralis en subsp. juncifolia. Nader onderzoek is nodig om de verspreiding en ecologische voorkeur van deze ondersoorten in ons land in kaart te brengen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juli

Hoogte - 0,10-1,00 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Met korte of lange ondergrondse uitlopers en/of wortelstokken. Worteldiepte 20 tot 50 cm.

Stengels/takken - Rood zwenkgras vormt brede pollen of matten.

Bladeren - De onderste bladeren zijn borstelvormig, een ½ tot 1 mm breed en zijn samengevouwen. De stengelbladeren zijn vlak, 1 tot 6 mm breed en hebben geen oortjes aan de voet van de bladschijf. De bladschede is meestal behaard, kokervormig en, grotendeels gesloten, maar later scheurt deze vaak open, met name die van de bloeistengels. Het tongetje is kort en stomp.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloempluim staat rechtop en is 6 tot 15 cm lang. De pluim is vrij los of min of meer samengetrokken en heeft schuin omhoog staande takken. De aartjes zijn 0,7 tot 1 cm lang en bevatten 4 tot 6 bloemen. Deze zijn paarsrood of geelbruin. De naald van het onderste kroonkafje is 1 tot 2 mm lang. De onderste zijas van de pluim is ongeveer half zo lang als de pluim.

Vruchten - Een graanvrucht. De vruchten en het vruchtbeginsel zijn kaal aan de top. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige of soms licht beschaduwde, open tot grazige plaatsen op droge tot vrij natte, zoete tot zilte, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot kalkrijke grond (alle grondsoorten).

Groeiplaats - Hoge kwelders (schorren), zeeduinen, grasland (hooiland, blauwgrasland, kalkgrasland, vochtig, bemest grasland  en weiland), bermen, bossen (loofbossen), houtwallen, struwelen, waterkanten (oeverwallen langs grote rivieren) en heide (grazige plaatsen).
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: vochtige, bemeste graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website