Grote bosaardbei

Fragaria moschata


© Willem Braam

Ecologie & verspreiding
Grote bosaardbei is een zeer zeldzame verwant van Gewone bosaardbei. De soort komt en kwam voornamelijk voor in parkbossen bij buitenplaatsen in het Fluviatiel district. Hier is het nu nog beperkt tot enkele groeiplaatsen. Het is niet duidelijk of zij hier van oorsprong voorkomt, of dat de plant hier tot de stinzenflora gerekend moet worden. Deze Midden-Europese soort is karakteristiek voor (matig) voedselrijke loofbos- en zoomgemeenschappen. In Nederland is Grote bosaardbei nooit algemeen geweest. Haar achteruitgang is waarschijnlijk veroorzaakt door het verdwijnen en verruigen van groeiplaatsen in combinatie met haar slechte verbreidingsvermogen (in Nederland zet ze nauwelijks vrucht, de soort is grotendeels tweehuizig). Grote bosaardbei valt in eerste instantie op door haar grote bladeren. Van grote exemplaren van Gewone bosaardbei kan zij onderscheiden worden door de dichte beharing van stengels en bladonderkant met recht afstaande haren en een bloeiwijze met grotere bloemen die duidelijk boven de bladeren uitsteekt.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juli

Hoogte - 0,10-0,40 m.

Geslachtsverdeling - polygaam

Wortels -

Stengels/takken - Op de bloemstelen groeien afstaande of teruggeslagen haren. Grote bosaardbei heeft minder uitlopers dan Bosaardbei.

Bladeren - Grote bosaardbei heeft grotere deelblaadjes dan Bosaardbei. De deelblaadjes van de onderste drietallige bladeren zijn 4-10 cm lang en aan de zijkanten meestal in een kort steeltje versmald. Ze hebben meer tanden dan Bosaardbei (23-27).

Bloemen - Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Een bloeiwijze met acht tot vijftien  bloemen, die boven de bladeren uitkomt. De bloemen zijn 1½-2½ cm en vaak zijn ze uitsluitend vrouwelijk of mannelijk.

Vruchten - Een vlezige schijnvrucht. De vaak bleek gekleurde (groenachtig witte en roodachtig aangelopen) vruchten zijn bedekt met enige verspreide haren. Aan de voet zitten meestal geen pitjes. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Half beschaduwde plaatsen op vrij droge tot vrij vochtige, matig voedselrijke, kalkrijke grond (leem, zand, zavel, lichte klei en löss).

Groeiplaats - Bossen (lichte loofbossen, vooral bij buitenplaatsen), struwelen, bosranden, houtwallen, langs holle wegen en bermen.
Familie: Rosaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Ernstig bedreigd
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: droge, voedselrijke bossen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website