Zilte greppelrus

Juncus ranarius


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Zilte greppelrus wordt aangetroffen op open, zonnige plaatsen op drooggevallen, maar natte, voedselrijke en stikstofarme, meestal brakke tot zilte, verdichte zand- en kleigrond. De eenjarige, groen overwinterende en wat gedrongen plant groeit als pionier in recent afgesloten strandvlakten en duinvalleien, langs oevers van nieuw gegraven duinplassen, in pas ingedijkte polders en tijdelijk overstroomde laagten in graslanden. Verder langs droogvallende weilandgreppels, op hoge kwelders en ingedijkte kwelders, langs veedrinkputten, kreken en sloten en op opgespoten grond. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het areaal van deze bewoner van de koel-gematigde streken van het noordelijk halfrond. De soort is in Nederland plaatselijk vrij algemeen in het hele kustgebied, zeldzaam in het oostelijke rivierengebied en rond het IJsselmeer en is elders zeer zeldzaam. Het taxon lijkt veel op Greppelrus maar valt daar van te onderscheiden door onder andere de verschillen bij de binnenste bloemdekbladen en de verhouding van de bloemdekbladen ten opzichte van de rijpe doosvrucht.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - herfst

Hoogte - 0,03-0,35 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De stengels zijn vaak wat gedrongen en aan de voet dikwijls rood aangelopen. Meestal zijn de stengels rond. Ze staan opgericht of zijn vaak opstijgend tot min of meer liggend.

Bladeren -

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Een deel van de bloemen zitten meestal in groepjes van 2 of 3 bij elkaar, maar niet precies op dezelfde hoogte. De bloemdekbladen zijn donkerbruin, of heel soms lichtbruin, met een groene middenstreep. Ze zijn 2½ tot 3 mm lang. De binnenste bloemdekbladen zijn stomp en ongeveer even lang als de vrucht. De helmknop is 2 tot 3 keer zo lang als de helmdraad. De stijl (zonder de stempels) is ongeveer even lang als het vruchtbeginsel.

Vruchten - Een doosvrucht. De vruchtkleppen zijn bovenaan afgeknot. Van de stijl blijft slechts een zeer klein puntje op de top van de vrucht over. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op drooggevallen, maar natte, voedselrijke, meestal brakke tot zilte, verdichte grond (zand en klei).

Groeiplaats - Zeeduinen (recent afgesloten strandvlakten, duinvalleien en oevers van nieuw gegraven duinplassen), kwelders of schorren (hoge kwelders en ingedijkte kwelders), waterkanten (o.a. langs veedrinkputten, kreken en sloten), grasland (pas ingedijkte polders, tijdelijk overstroomde laagten in grasland en droogvallende weilandgreppels) en opgespoten grond.
Familie: Juncaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: hoge kwelders
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website